Hoofdstuk 5. Geavanceerde configuratie
In dit hoofdstuk vindt u informatie voor het verder configureren van de computer.
Het programma Setup Utility gebruiken
Het programma Setup Utility wordt gebruikt om de configuratie-instellingen van uw computer te bekijken en
te wijzigen. In dit gedeelte vindt u alleen informatie over de belangrijkste configuratie-instellingen in het
programma.
Opmerking: De instellingen die u in uw besturingssysteem kiest, kunnen eventuele vergelijkbare instellingen
in het programma Setup Utility overschrijven.
Het programma Setup Utility starten
Om het programma Setup Utility te starten, doet u het volgende:
1. Zet de computer aan of start opnieuw op.
2. Druk voordat het besturingssysteem opstart herhaaldelijk op F1 of Fn+F1 (afhankelijk van de
toetsenbordinstellingen). Afhankelijk van de weergavemodus van de Setup Utility komt een van de
volgende situaties voor:
• Tekstmodus: het programma Setup Utility wordt geopend.
• Grafische modus (beschikbaar op bepaalde modellen): het startscherm wordt weergegeven.
Selecteer vervolgens Setup en druk op Enter om het programma Setup Utility te starten.
Opmerking: Als een BIOS-wachtwoord is ingesteld, wordt het programma Setup Utility pas geopend
nadat u het juiste wachtwoord hebt ingevoerd. Meer informatie vindt u in 'BIOS-wachtwoorden
gebruiken' op pagina 36.
Volg de instructies op het scherm om de configuratie-instellingen te bekijken en te wijzigen.
De weergavetaal van het programma Setup Utility wijzigen
Het programma Setup Utility ondersteunt drie weergavetalen: Engels, Frans en Vereenvoudigd Chinees.
U kunt de weergavetaal van het programma Setup Utility als volgt wijzigen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 33.
2. Selecteer in de hoofdinterface System Language en druk op Enter.
3. Selecteer de gewenste weergavetaal.
Een apparaat in- of uitschakelen
In dit gedeelte vindt u informatie over het in- en uitschakelen van de gebruikerstoegang tot
hardwareapparaten (zoals USB-aansluitingen of opslagstations).
U kunt een apparaat als volgt in- of uitschakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 33.
2. Selecteer Devices.
3. Selecteer het apparaat dat u wilt in- of uitschakelen en druk u op Enter.
4. Kies de gewenste instelling en druk op Enter.
© Copyright Lenovo 2020
33