• Controleer de riemen regelmatig op slijtage en bestel
indien nodig nieuwe.
• De gascilinder moet uitgerust zijn met een drukregelaar
en een manometer.
• Sluit na het plaatsen van de cilinder de gasslang die
achteraan uit het apparaat komt aan op de drukregelaar.
• Stel het gasverbruik in op ongeveer 10-12 liter per
minuut.
4 BESCHRIJVING BEDIENINGEN
4.1 BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPANEEL
VAN HET LASAPPARAAT.
A-Instelknop.
Met deze knop stelt u de proplastijd in. Het apparaat
begint te lassen wanneer de toortsschakelaar wordt inge-
drukt. De proplastijd wordt ingesteld met de knop. Om de
cyclus opnieuw te starten, dient de toortsschakelaar
losgelaten en opnieuw ingedrukt te worden.
B- Groene LED.
Geeft aan dat het apparaat is ingeschakeld.
C- Gele LED.
Licht op wanneer de thermische beveiliging de werking
van het lasapparaat onderbreekt.
D-Instelknop.
Met deze knop kan de snelheid van de lasdraad worden
ingesteld.
H
44
E- Keuzeschakelaar.
Schakelt het apparaat in of uit en kiest het lasspanning-
sbereik.
F- Keuzeschakelaar.
Stelt de lasspanning nauwkeurig af binnen het vooraf
(met keuzeschakelaar E) gekozen bereik.
G- Massa-aansluitingen.
Op deze aansluitingen wordt de massakabel aangeslo-
ten. (Sommige uitvoeringen hebben slechts één massa-
aansluiting).
H- Centraalaansluiting.
Hierop wordt de lastoorts aangesloten.
5 LASSEN
5.1 Installatie
Verzeker u ervan dat de draaddiameter overeenstemt met
de diameter die is aangegeven op de draadaanvoerrol en
dat het gekozen programma geschikt is voor het mate-
riaal en het type van gas. Gebruik draadaanvoerrollen met
een "U"-vormige groef voor aluminiumdraden en rollen
met een "V"-vormige groef voor andere draden.
5.2 HET APPARAAT IS KLAAR OM TE LASSEN
• Verbind de massaklem met het werkstuk.
• Zet de schakelaar E op 1.
D
C
A
B
E
F
H
G
G
Fig. 3
D
C
A
B
E