Deel 2: configuratie
● Gebruik dubbele track-opname: Stel in om op
de nemen met de waarde van het videoprofiel
(hoofdstream) die is ingesteld in de planning en neem
tegelijkertijd op met de profiel 4-waarde (substream).
• Het wordt
weergegeven zoals hieronder bij het
opnemen op een netwerkvideorecorder.
– Het video profiel (hoofdstream) dat in de
planning is ingesteld, wordt weergegeven. Als
de resolutie 8M in totaal overschrijdt, wordt
Profiel 4 (sub-stream) weergegeven.
– Als de resolutie 8M overschrijdt in de
schermindeling 1+5, 1+7, wordt Profiel 4 (sub-
stream) weergegeven.
– Als de totale resolutie 8M niet overschrijdt,
wordt het als volgt weergegeven. Als het
kanaal groter is dan de 3x3 afmeting op de
schermindeling, dan wordt het videoprofiel
(hoofdstream) eerst weergegeven, anders
wordt het profiel 4 (substream) weergegeven.
• Deze functie wordt alleen ondersteund voor
camera's die de dubbele opnamefunctie
ondersteunen.
50
Stream II
Configureer het failoverprofiel, de intelligente codec en
de MAT-instellingen van de camera.
● Failover Profile: Selecteer een videoprofiel voor de
smart-failoveropname.
● Intelligente codec: Lagere bitsnelheid door het
gebruiken van de intelligente codec.
• Sommige cameramodellen ondersteunen
mogelijk de functie Intelligente codec niet.