● Test: Selecteer een toerprofiel en klik op Test om het
profiel te testen.
● Bewerken: Deze optie wordt gebruikt om het
geselecteerde toerprofiel te bewerken.
● Verwijderen: Deze optie wordt gebruikt om het
geselecteerde toerprofiel te verwijderen.
Selecteer Toepassen nadat u een voorkeurinstelling-,
scan-, patroon- of toerprofiel hebt ingesteld om de
beelden van de betreffende camera aan de linkerkant
van het scherm weer te geven. Als u Toepassen of OK
selecteert, verschijnt een pop-upvenster waarin wordt
aangegeven of het profiel goed is ingesteld.
5 PTZ Reset: Herstart de instellingen voor verplaatsen,
kantelen en zoomen van de camera.
6 Startpositie: Geef de startpositie van de camera op.
● Standaard: Bij deze optie wordt de
fabrieksinstelling gebruikt als de standaardpositie
van de camera.
● Aanpassen: Bij deze optie wordt een door de
gebruiker ingestelde positie gebruikt als de
standaardpositie van de camera.
● Selecteer Instellen om de standaardpositie te
wijzigen.
7 Auto afspelen: Geef op welke actie moet worden
ondernomen als de camera niet gedurende de
opgegeven tijd is bediend.
8 Auto-pan: Geef de pan-richting van de camera op.
Als Automatisch pannen is geselecteerd vanuit een
extern programma, pant de camera in de richting die
hier is geselecteerd.
9 Auto omkeren: Deze functie keert het beeld
automatisch om als de camera meer dan 90° kantelt
om te voorkomen dat objecten ondersteboven
worden weergegeven.
● Digitaal: Deze functie spiegelt het beeld van links
naar rechts of van boven naar beneden.
● Mechanisch: Deze functie verplaatst of kantelt de
camera automatisch.
● Uit: Schakelt Automatisch omkeren uit.
0 Hellingsbereik: Geef het bereik voor het kantelen
van de camera op.
! Herstellen: Geef op of de camera moet worden
teruggezet naar de laatste positie of functie. Na
het inschakelen van deze optie wordt de camera
teruggezet in de laatste positie of functie als de
camera opnieuw wordt opgestart.
@ Periodieke verplaatsing: Gebruik de PTZ-camera
tijdens elke bedrijfscyclus gedurende de opgegeven
geplande periode.
Opties voor Privacymasker toepassen
Selecteer Naam om het privacymaskergebied te
hernoemen. Selecteer het pictogram
bestaande privacymaskergebied te verwijderen.
Selecteer Instellingen privacymaskering om
aanvullende opties voor het privacymaskergebied weer
te geven. U kunt met de muis op het gebied slepen om
de grootte opnieuw in te stellen of om maximaal 16
verschillende gebieden toe te voegen.
● Bewerken: Hernoem het geselecteerde
privacymaskergebied.
● Verwijderen: Verwijder het geselecteerde
privacymaskergebied.
● Opslaan: Sla de wijzigingen op en sluit het
optiescherm van het privacymaskergebied af.
● Annuleren: Sluit het optiescherm van het
privacymaskergebied af zonder de wijzigingen op te
slaan.
Deel 2: configuratie
om het
45