MLI Ultra 12/2750, 12/5500, 24/5500 – Gebruikers- en installatiehandleiding
Voorbeelden MLI Ultra events:
De instellingen zijn afhankelijk van de gebruikte lader omdat verschillende laders verschillende status-
opties hebben. Raadpleeg de handleiding van de gebruikte lader voor het omschakelen van de
laadtoestand. Afhankelijk van het systeem waarin de batterij wordt gebruikt, kan het nodig zijn om
extra events/circuits te programmeren. Voor meer informatie over MasterBus events, zie pagina 19.
Voor meer informatie over CZone circuits, zie vanaf pagina 23.
Test het veiligheidsrelais (alleen in MasterAdjust)
Ga naar het tabblad Monitoring (van de eerste
accu) en klik op de knop Sluit relais. Controleer of
de knop op het veiligheidsrelais naar beneden gaat
en vergrendeld blijft (
Klik op de knop Open relais (van de laatste accu).
Controleer of de knop op het veiligheidsrelais
ontgrendelt (
AFSTANDSBEDIENING UIT
veiligheidsrelais in deze stand.
Installeer alle zekeringen.
Controleer of de stroom van de accu 0 A is op de monitoringpagina van het controlepaneel.
Schakel enkele belastingen in.
Sluit het veiligheidsrelais door de knop op
Controleer of er een stroom uit de accu stroomt (negatieve waarde).
Schakel de belasting uit, schakel vervolgens de lader in en controleer of er stroom in de accu vloeit
(positieve waarde).
Controleer indien nodig of de MasterBus Power-modus is ingeschakeld door na te gaan of DIP-switch
2 in de
-stand staat (zie pagina 22). Merk op dat hierdoor de accu langzaam zal leeglopen.
AAN
Laad de accu volledig op totdat de lader overschakelt naar de floatfase (onderhoudslading).
Nu is de accu, of het meervoudige accusysteem, klaar voor gebruik.
AFSTANDSBEDIENING AAN
). Houd het
).
AFSTANDSBEDIENING AAN
te zetten, zie pagina 10.
13