17. Refereren van externe eindschakelaar
D.m.v. het refereren van de externe eindschakelaar wordt een wegdriften van de bovenste
eindstand door een veranderd wikkelgedrag van de ophaalbanden gecompenseerd.
Wanneer refereren is geactiveerd (zie onder) volgt de vijfde OP-rit tot de eindschakelaar.
De afstand tussen bovenste eindstand en eindschakelaar wordt opgeslagen.
Na 5, 10, 20 en vervolgens 50 ritten op de bovenste eindstand wordt door opnieuw rijden tot de
eindschakelaar gecontroleerd of de afstand is veranderd. Indien ja, wordt de bovenste eindstand
desbetreffend gecorrigeerd.
Bij de referentieritten blijft de aandrijving op de eindschakelaar staan.
18. Referentieritten activeren/deactiveren
In-/uitschakelen van het refereren:
Wanneer de onderste en bovenste eindstand (zie hoofdstuk 12) op positie nieuw wordt
ingesteld, is het refereren automatisch uitgeschakeld.
Wanneer de onderste eindstand op positie en de bovenste eindstand op de eindschakelaar (zie
hoofdstuk 12) nieuw wordt ingesteld, is het refereren uitgeschakeld. Wanneer de bovenste
eindstand nieuw en op positie (zie hoofdstuk 13) wordt ingesteld, is het refereren automatisch
ingeschakeld. Bij een opnieuw instellen (hoofdstuk 13) van de bovenste eindstand op positie
blijft het refereren ingeschakeld.
19. Herkenning van belemmeringen en anti-vries bescherming
Opdat het herkennen van belemmeringen optimaal functioneert, wordt na het programmeren
een complete ononderbroken rit van onder naar boven uitgevoerd.
Na herkenning van een belemmering (bv. door een obstakel of vast vriezen van het pantser aan
de vensterbank) wordt de OP-richting vergrendeld.
D.m.v. een kort rijcommando in de NEER-richting wordt de OP-richting weer vrijgegeven.
www.geiger.de
NL
15
NL