4
UC-oppervlaktebesturingssoftware
4.1 UC Surface-startvenster
4.1 UC Surface-startvenster
4.2 Invoerbedieningen
Microfoon- en instrumentvoorversterkers
Lijningangen
ADAT-ingangen
Proeffrequentie. Wijzigt de bemonsteringssnelheid.
U kunt de bemonsteringsfrequentie instellen op 44,1, 48, 88,2, 96, 176,4 of 192 kHz. Een hogere
bemonsteringsfrequentie verhoogt de betrouwbaarheid van de opname, maar vergroot ook de
bestandsgrootte en de hoeveelheid systeembronnen die nodig zijn om de audio te verwerken.
Klokbron. Stelt de digitale klokbron in.
Vanuit dit menu kunt u de klokbron voor uw Quantum-interface instellen: Intern, Externe
S/PDIF of Externe ADAT. Let op: alleen ADAT 1 kan worden gebruikt als klokbroningang voor
uw Quantum.
De volgende bedieningselementen zijn beschikbaar voor uw interface-ingangen uit de Quantum-serie:
De ingangen op uw Quantum-serie-interface zijn automatisch detecterend. Wanneer een XLR-kabel is aangesloten,
zijn bedieningselementen voor de microfoonvoorversterker beschikbaar in UC Surface.
Deze bedieningselementen omvatten een volledig variabele versterkingsregeling, fantoomvoeding en
ingangsmeting.
Wanneer een ¼-inch TRS-kabel wordt aangesloten op de ingangen van uw Quantum-serie interface,
wordt u voorzien van een ingangsgevoeligheidsschakelaar. Standaard is de ingangsgevoeligheid ingesteld op +4
dBu. De meeste professionele apparaten op lijnniveau voeren op dit niveau uit. Het consumentenlijnniveau is
meestal -10 dBV. Voor deze apparaten met een lagere output stelt u de ingangsgevoeligheid in op -10 dBV,
zodat deze bij uw apparaat past.
Tip voor ervaren gebruikers (Quantum-gebruikers): Standaard zijn ingangen 1 en 2 ingesteld op lijn,
ingangen 3-8 standaard op microfoon als er niets is aangesloten.
Wanneer een DigiMax DP88 is aangesloten op de ADAT-ingang en -uitgang van uw Quantum-interface,
krijgt u ADAT-bedieningselementen te zien, waarmee u de voorversterkers, directe lijningang en
fantoomvoeding van uw DigiMax DP88 op afstand kunt bedienen.
Quantum-serie
Gebruikershandleiding
14