Standaardcompressor
1. Aan/uit. Schakelt de compressor in de signaalketen in of uit.
2. Drempel. Stelt het niveau in waarboven de compressor het signaal begint te verzwakken.
3. Verhouding. Stelt de relatie in tussen de mate waarin een signaal de drempel overschrijdt, en de mate waarin het wordt verzwakt. Bij
een verhouding van 1 op 1 (vaak geschreven als 1:1) vindt er geen compressie plaats. Bij een verhouding van 4:1 wordt een signaal
dat de drempelwaarde met 8 dB overschrijdt, verzwakt tot binnen 2 dB van de drempelwaarde (delen door vier). Hoe hoger de
verhouding die u kiest, hoe uitgesprokener het compressoreffect wordt.
4. Aanval. Stelt de tijd in die nodig is voordat de compressor begint met het verzwakken van een signaal, zodra het de grens passeert
drempelwaarde.
5. Laat los. Stelt de tijd in die nodig is voordat de compressor stopt met het verzwakken van een signaal zodra dit onder de waarde komt
7.2.3 Compressor
74