BEDRIJFSVOORSCHRIFT
3.3 Elektrische aansluiting van de motor
Zie de bedieningsinstructie van de motorleverancier
4. Ingebruikneming en uitschakelen
4.1 Ingebruikneming
LET OP
4.1.1 Controle op mogelijke vreemde voorwerpen (gereedschap enz.) in de pomp vóór
ingebruikneming, zodat beschadigingen aan de aspakking c.q. aan de waaier worden
voorkomen.
4.1.2 Optische controle van de pomp in het bijzonder de beschermkappen op eventuele
vervormingen.
4.1.3 Bij oliesmering: Voorgeschreven olie volgens 5.1 tot aan het midden van het
oliestandkijkglas.
Bij vetsmering: Controle, of de lagers reeds voldoende gesmeerd zijn.
4.1.4 Open de zuig- en drukafsluiter, zodat de pomp met medium gevuld is.
4.1.5 Open de sperwaterleiding (tandem-seal, dubbelseal, pakking).
4.1.6 Controle van de draairichting zonder medium:
- Spacer van de koppeling (deel 6, afbeelding 3) demonteren.
- Voor controle van de draairichting, motor kort in- en uitschakelen.
- Motor beveiligen
- Spacer van de koppeling (deel 6, afbeelding 3) volgens 3.1.i monteren.
4.1.7 Controle van de draairichting met medium:
- Pomp vullen, open de zuig- en drukafsluiter, zodat de pomp met medium gevuld is.
- Sperwaterleiding openen bij asafdichtingen met sperwater.
- Motor kort in- en uitschakelen voor controle van de draairichting.
Waarschuwing: Voor de draaiende delen, zoals de koppeling.
- Beschermkap monteren.
4.1.8 Motor inschakelen en even waarnemen of alles in orde is.
4.2 Uitschakelen
Motor uitschakelen, en bij servicewerkzaamheden beveiligen. Bij langdurige stilstand en
servicewerkzaamheden, de zuig- en persleiding en sperwaterleiding sluiten.
Pomp leegmaken c.q. doorspoelen.
Waarschuwing: Bij het uitlopen van de pomp, de motor niet inschakelen.
TYPE "S"