drie schroeven te verwijderen. Verwijder de rookring uit de naar boven gerichte rookuitlaat.
8. Montage van rookring (11). Plaats de rookring (11) in het rookafvoergat achter op de kachel en zet
deze vast met de drie schroeven.
9. Montage van afdekplaat (10). Plaats de afdekplaat (10) boven het gat boven op de kachel en zet deze
vast met de drie schroeven.
10. Montage van de voorkant van het verwarmingsmagazijn (12). Zet de voorkant van het verwarmings-
magazijn op zijn plaats en draai de 2 schroeven (13) bovenaan de voorkant en de 2 schroeven (14)
aan elke zijde van de voorkant vast.
11. Montage van de topplaat (8) van de kachel. Plaats de topplaat (8) op de beslagen en schroef deze weer
vast met de twee schroeven (9).
12. Montage van de binnenste hitteschild (6). Plaats het hitteschild (6) op de beugel en druk het zachtjes
in de kachel totdat het op zijn plaats vastklikt.
13. Montage van achterplaat (3). Plaats de achterplaat (3) op de geleidepennen (4) achter op de bodemplaat
van de kachel. Druk de achterplaat vervolgens naar de kachel toe. Til de achterplaat op en druk deze
voorzichtig naar binnen tot hij op zijn plaats valt.
14. Montage van de buitenste hitteschild (1). Plaats het hitteschild (1) op de beugel en druk het zachtjes
in de kachel totdat het op zijn plaats vastklikt.
Aansluiting op de schoorsteen
Alle kachels hebben een achter- en een bovenaansluiting voor de rookafvoer. De kachel kan op een
goedgekeurde stalen schoorsteen met bovenaansluiting of rechtstreeks op de achteraansluiting van een
schoorsteen worden aangesloten.
Wees heel grondig bij het controleren of de schoorsteen dicht is en of er geen valse trek is bij de
afdekplaat bij de afgedichte rookafvoer, de schoonmaakklep of bij de buisverbindingen. Merk op dat het
effect van de schoorsteentrek sterk wordt verminderd bij een barst in het schoorsteenkanaal of in de
horizontale rookkanalen.
Verticale doorsnede van de rookafvoer (Tekening B en C)
B: Rookafvoer langs boven
C: Rookafvoer langs achter
• Stalen schoorsteen (9).
• De bocht (10) past inwendig op het aansluitstuk van de kachel.
• Gemetselde schoorsteenwand (11).
• Ingemetselde mof (12). Past op de rookpijp.
• Muurrosace (13). Verbergt reparatie rond de gemetselde mof.
• Pakking (14). Wordt gedicht met dichtingsstrip.
• Rookkanalen (15) van de HWAM kachel.
• Regelschuif (16)in rookpijp.
• Reinigingsluikje (17).
Het monteren van afzonderlijke delen
Controleer voor het opstellen van de kachel of alle afzonderlijke delen correct gemonteerd zijn.
Verticale doorsnede van de kachels (Tekening B):
• Rookplaat (5). Dient te rusten op de rails en de houders aan de zijkanten.
• Rookgeleidingsplaat (6) in 2 delen. Elk deel hangt aan een haak (7) onder de bovenplaat. De twee delen
komen samen in de houder achter op de luchtbuis. Haal, als de kachel geïnstalleerd is, de transport-
zekering van de twee haken met behulp van een tang of een schroevendraaier.
• Losse achterplaat (2a), die de HWAM
tegen een brandbare wand staat.
• Buitenste hitteschild (2b). Dient altijd gemonteerd te zijn als de kachel tegen een brandbare wand
staat.
• Binnenste hitteschild (2c). Dient altijd gemonteerd te zijn als de kachel tegen een brandbare wand
staat.
Autopilot™ afdekt. Dient altijd gemonteerd te zijn als de kachel
®
12