FIESSLER
E L E K T R O N I K
Max. toelaatbare
naloopweg van de machine
Bij gebruik van een machine met het AKAS moet een
automatische naloopcontrole-eenheid aanwezig zijn.
Zender en ontvanger zijn in hoogte verstelbaar aan het
bovenmatrijs bevestigd. Zij moeten zo zijn aangebracht,
dat de markering van de ontvanger zich op het buigvlak
bevindt. Het ontvangstelement E1 is naar de bediener
gericht. Zender en ontvanger van het AKAS zijn juist
gejusteerd, als zij zover tot het bovenste matrijs
verschoven worden, dat het AKAS juist nog op vrij
schakelt
en
de
verschillende
uitgeschakeld. Dat betekent, dat de straal van E4 het
bovenste matrijs net schampt.
In deze situatie is het eronderliggende ontvangstelement
E2 20 mm van het bovenste matrijs verwijderd. De
resulterende
straaldoorsnede
bedraagt 1 mm.
De max. toelaatbare remweg van de machine bij
onderbreken van een straal van het AKAS in snelgang
mag maximaal 10 mm bedragen.
Om een zo kort mogelijke naloopweg te realiseren
moeten de uitgangen van de klemmen 16 -17 en 20 -21
van de schakelunit zo direkt mogelijk de ventielen voor
de neergaande beweging aansturen. Hierdoor is er met
het AKAS normaal gesproken een wezenlijk kortere
naloopweg als met 2-hands-bedieningen.
Voor de eerste ingebruikname moet de naloopweg getest worden dmv een proefstaaf of een
naloopmeetapparaat.*
Als deze 10 mm overschreden wordt, moet de snelgang verminderd worden.
Indien gewenst kan de firma Fiessler Elektronik de naloopmetingen aan uw machine uitvoeren.
richteenheden
zijn
in
de
werkrichting
Montage
Inbouwvoorwaarden
E1
E4
E2
6
6.1
plaatje 17/ 1