Menupunt
Instelbereik: functiebeschrijving
Gebouwtype
Maat voor de thermische opslagcapaciteit
(
)
van het verwarmde gebouw
zwaar: hoge opslagcapaciteit, bijvoorbeeld
stenen huis met dikke muren (sterk gedemp-
te buitentemperatuur)
gemiddeld: matige opslagcapaciteit
licht: geringe opslagcapaciteit, bijvoorbeeld
niet-geïsoleerd vakantiehuis van hout
Reset compl.
NEE: de actuele instellingen blijven behou-
den.
JA: de basisinstelling wordt hersteld (behal-
ve de tijd en datum). De verbinding met de
draadloze module wordt gescheiden.
Tabel 6
Instellingen in het menu systeemgegevens
4.2
Menu cv-circuit
In dit menu worden handmatig de instellingen voor het cv-cir-
cuit uitgevoerd.
OPMERKING:
Gevaar voor beschadiging van de afwerkvloer!
▶ Houd bij vloerverwarming de door de fabrikant aanbevolen
maximale aanvoertemperatuur aan.
Menupunt
Instelbereik: functiebeschrijving
Ontwerp-
30 ... 45 ... 60 °C (voorbeeld vloerverwar-
temp.
ming): de aanvoertemperatuur die bij de mi-
(
)
nimale buitentemperatuur bereikt wordt
Voetpunt (
) 20 ... 25 °C ... Eindpunt (bijv. vloerverwar-
ming): het voetpunt van de stooklijn ligt bij
ca. 25 °C
Eindpunt (
) Voetpunt ... 45 ... 60 °C (voorbeeld vloerver-
warming): de aanvoertemperatuur die bij de
minimale buitentemperatuur bereikt wordt
Aanvoer max. 30 ... 48 ... 60 °C (voorbeeld vloerverwar-
ming): maximale aanvoertemperatuur
PID-gedrag
snel: snelle regelkarakteristiek, bijv. bij klei-
(alleen bij ka-
ne hoeveelheid cv-water in heteluchtverwar-
mertempera-
ming
tuurgestuurde
gemiddeld: gemiddelde regelkarakteristiek,
regeling)
bijvoorbeeld bij radiatorverwarmingen
traag: langzame regelkarakteristiek, bijvoor-
beeld bij vloerverwarmingen
CR 100 RF | CW 100 RF
Menupunt
Instelbereik: functiebeschrijving
Opt. pom-
AAN: de cv-pomp draait afhankelijk van de
ploop
aanvoertemperatuur zo min mogelijk
UIT: wanneer in de installatie meer dan één
warmtebron (bijv. solarinstallaties) of een
bufferboiler is geïnstalleerd, dan moet deze
functie zijn uitgeschakeld.
Ruimte-invl.
UIT | 1 ... 3 ... 10 K: hoe hoger de instelwaar-
(
)
de, hoe groter de invloed van de kamertem-
peratuur.
Zonne-in-
– 5 ... – 1 K: solaropbrengt vermindert het
vloed (
)
benodigde warmtevermogen).
UIT: met zonnestraling wordt bij de regeling
geen rekening gehouden.
Doorverwar-
UIT | – 30 ... 10 °C: vanaf deze ingestelde
men(
)
buitentemperatuur vindt er geen verlaging
meer plaats. De installatie werkt in cv-bedrijf,
om een grotere afkoeling te voorkomen.
Vorstbeveil.
UIT: vorstbeveiliging uit
na buitentemp. (
mer-buiten (
hankelijk van de hier gekozen temperatuur
geactiveerd of gedeactiveerd (
hoofdstuk 4.2.1)
– 20 ... 5 ... 10 °C: hoofdstuk 4.2.1
Vorstdrempel
WW-voorrang AAN: warmwaterbereiding wordt geacti-
veerd, verwarming wordt onderbroken
UIT: warmwaterbereiding wordt geactiveerd,
parallelbedrijf met verwarming
Tabel 7
Instelling in het menu cv-circuit
4.2.1 Drempeltemperatuur voor vorst (vorstbeveiliging
grenstemperatuur)
OPMERKING:
Beschadiging van cv-watertransporterende installatiede-
len bij te laag ingestelde drempeltemperatuur voor vorst en
kamertemperaturen onder 0 °C!
▶ De fabrieksinstelling voor de drempeltemperatuur voor
vorst (5 °C) mag alleen door een vakman worden aange-
past.
▶ Stel de drempeltemperatuur niet te laag in.
Schade door te laag ingestelde drempeltemperatuur voor
vorst is van de garantie uitgesloten!
▶ Zonder buitentemperatuursensor is geen veilige vorstbe-
veiliging van de installatie mogelijk.
Servicemenu | 15
) | na kamertemp.| ka-
): vorstbeveiliging wordt af-
6720842374 (2015/11)