Inhoudsopgave
Advertenties
Alarm- en storingsmeldercontacten aansluiten (optioneel)
3.3
Inbedrijfstelling
3.3.1
Inbedrijfstelling van de besturing
Grundfix Plus Control-keerklep type 3
▶
Bij kabellengte onder 8 m jumper slechts op een contact plaatsen
(zie afbeelding, fabriekstoestand).
De besturing is voorzien van twee potentiaalvrije uitgangen, via welke
de akoestische of optische meldingsunits kunnen worden aangesloten.
Beide contacten functioneren als sluitinrichting. Het alarmcontact (klem‐
railaansluiting 7/8) bij "Terug" wordt bij terugstroming gesloten. Het sto‐
ringsmeldercontact (klemrailaansluiting 9/10) bij "Stör (Stor)" sluit bij de
melding van een bedrijfsstoring.
Neem bij de aansluiting van bouwkundige meldingsinrichtingen het vol‐
gende in acht:
Bij de bezetting van de contacten de maximale stroom van
n
500 mA / 24 V niet overschrijden.
Bezetting van de contacten alleen met gebruikmaking van veilig‐
n
heidslaagspanning en galvanische scheiding van het net.
Alleen zuiver ohmse belastingen aansluiten.
n
Het gebruik van een veiligheidstransformator conform VDE 0551
n
resp. DIN EN 60742 is toegestaan.
Zodra de netspanning wordt ingeschakeld, begint de besturing met het
geautomatiseerde inbedrijfstellingsproces.
Displayweergave: [Commissioning]
Er vindt een zelftest van de componenten accu, netaansluiting en
motorbesturing plaats, de motorklep wordt een maal open en dicht
bewogen.
Na een geslaagde zelftest gaat de besturing in de normale werking – de
motorklep is geopend.
Displayweergave: [Norm. operation / NRV opened]
Bij de zelftest geregistreerde fouten worden in het display weergegeven.
Ä Hoofdstuk 3.5 „Fouten, storingen en oplossingen" op pagina 31
Gebruik
22
Advertenties
Inhoudsopgave
