2.3.3
Onderhoud
Grundfix Plus Control-keerklep type 3
3
Aansluiting bovenste etages
4
Terugstroomgevaarlijk gebied
5
Bescherming tegen terugstroom door terugstroomklep
De aansluiting van de bovenste etage (3) aan de basisleiding moet
tussen terugstroomklep en riolering binnen het gebouw plaatsvinden (5)
– alleen zo is de correcte functie van het afvoersysteem gewaarborgd.
Opdat de afvoer permanent gewaarborgd is, mogen terugstroom‐
kleppen niet als centrale beveiliging van een gebouw met boven het
terugstroomniveau (1) geïnstalleerde afvoeronderdelen worden gebruikt
– in geval van terugstroom zou een overstroming in het gebouw kunnen
ontstaan door niet afgevoerd afvoerwater (4).
Zie
Ä „Regelgeving uit de paragraaf: inbouwplaats en inbouwvoor‐
waarden" op pagina 6
Terugstroombeveiligingen en de regeleenheden ervan moeten zo
worden ingebouwd dat ze te allen tijde bereikbaar en toegankelijk zijn.
De terugstroomsensor reageert vanaf een waterstuw‐
hoogte van 100 mm, gemeten vanaf bovenkant basislei‐
ding.
Bij de planning moet daarom rekening worden gehouden
met de inbouwhoogtes van de aanwezige vloerafvoeren
waaruit in geval van terugstroom water kan uittreden.
Wanneer een terugstroomklep achteraf in een basisleiding
wordt ingebouwd moet rekening worden gehouden met
een hoogteverschil van 30 mm tussen aansluitbuis en sok.
Voor de veilige werking moet maandelijks een inspectie worden uitge‐
voerd. Zie hiervoor
Ä Hoofdstuk 3.6.1 „Inspectie" op pagina 33
Voor de veilige werking moet twee keer per jaar een onderhoud worden
uitgevoerd. Zie hiervoor
Ä Hoofdstuk 3.6.2 „Onderhoud" op pagina 34
Productinformatie
10