RIELLOTECH CLIMA COMFORT
RIELLOTECH CLIMA COMFORT
13 PLAATSING VAN DE SONDES
Met het oog op de goede werking van het klimaatsysteem moe-
ten de temperatuursondes correct geplaatst worden.
9
Maak voor de installatie gebruik van aparte kabelgoten (niet
die van de 230 Vac spanningskabels) en niet gepolariseerde
aansluitklemmen.
SM (toevoersonde)In de bovenste dompelhuls plaatsen, bij de
uitgang van de ketelbehuizing.
SB (sonde boiler)In de bovenste dompelhuls van het
boilerlichaam plaatsen.
SR (retoursonde)In de dompelhuls plaatsen die op de
ketelretourleiding aangebracht moet zijn.
Toegestane lengte sondekabels (koper)
Doorsnee van de
kabel
Max. lengte
Referentietabel
TOEVOERSONDE – BOILERSONDE - RETOURSONDE
(als accessoires apart verkrijgbaar)
Gemeten temperatuur (°C) – Weerstandswaarde van de sonde (Ω).
T (°C)
R (Ω)
- 30
175203
- 25
129289
- 20
96360
- 15
72502
- 10
55047
- 5
42158
0
32555
5
25339
10
19873
15
15699
20
12488
25
10000
0,25 0,50
0,75
1,0
1,5
20
40
60
80
120
T (°C)
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
85
Om de werkelijke retourtemperatuur van de installatie (SR) te
meten en voor beheer van de functies voor inbedrijfstelling
moet een dompelhuls aangebracht worden op 3÷5 D van de
retourleiding, stroomopwaarts van eventuele hydraulische kop-
pelingen (anticondens, hercirculatie).
D
mm
2
m
R (Ω)
T (°C)
8059
90
6535
95
5330
100
4372
105
3605
110
2989
115
2490
120
2084
125
1753
130
1481
135
1256
140
1070
145
12
R (Ω)
T (°C)
915
150
786
155
677
160
586
165
508
170
443
175
387
180
339
185
298
190
262
195
232
200
206
R (Ω)
183
163
145
130
117
105
95
85
77
70
64