kennisgeving worden gewijzigd.
3. Bediening van de kookplaat
3.1 Tiptoetsen
•
De toetsen reageren op aanraking, u hoeft geen druk uit te oefenen.
•
Gebruik de hele vingertop, niet alleen het puntje.
•
U hoort een pieptoon steeds wanneer een aanraking is gedetecteerd.
•
Zorg dat de toetsen schoon en droog zijn en er geen voorwerpen (bijvoorbeeld keukengerei
of keukendoekjes) op liggen. Zelfs een dun laagje water kan de werking van de toetsen
beïnvloeden.
3.2 Het juiste kookgerei kiezen
•
Gebruik alleen kookgerei met een onderkant die geschikt
is voor koken op inductie. Controleer of het inductiesymbool
op de doos of de onderkant van de pan staat.
•
U kunt met een magneettest controleren of uw kookgerei
geschikt is. Houd een magneet tegen de onderkant van de pan.
Als deze door de pan wordt aangetrokken, is de pan geschikt voor inductie.
•
Wanneer u geen magneet heeft:
1
Doe wat water in de pan die u wilt controleren.
2
Volg de stappen onder 'Beginnen met koken'.
3
Als het water warm wordt en het
geschikt voor inductie.
•
Pannen gemaakt van de volgende materialen zijn niet geschikt voor koken op
inductie: zuiver roestvrijstaal, aluminium of koper zonder magnetische basis, glas,
hout, porselein, keramiek en aardewerk.
Gebruik geen pannen met een ruwe onderkant of met een holle/bolle onderkant.
Zorg dat de onderkant van de pan glad is, vlak tegen het glas zit en hetzelfde
formaat heeft als de gekozen kookzone. Kies voor pannen waarvan de diameter
net zo groot is als die van de geselecteerde zone. Een pan met een net iets
grotere diameter dan de kookzone is het meest efficiënt, het gebruik van een
pan die kleiner is dan de kookzone is minder efficiënt. Pannen met een diameter
van minder dan 140 mm worden niet altijd herkend door de kookplaat. Plaats de
pan altijd in het midden van de kookzone.
symbool niet knippert op de display, is de pan