Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

ACHTERUITRIJCAMERA

1
2
Werking
Bij het inschakelen van de achteruitversnel-
ling (en tot ongeveer 5 secondes na het in-
schakelen van een andere versnelling),
wordt de omgeving achter de auto weerge-
geven op het instrumentenpaneel met twee
tekeningen 1 en 2 (bewegend en vast).
N.B.: zorg ervoor dat de achteruitrijcamera
niet bedekt is (vuil, modder, sneeuw, enz.).
Bewegende tekening 1
Deze wordt in het blauw op het navigatie-
scherm weergegeven. Hij geeft de verplaat-
singsrichting van de auto aan afhankelijk
van de stand van het stuurwiel.
40
Vaste tekening 2
De vaste tekening bestaat uit gekleurde
merktekens A, B en C die de afstand achter
de auto aangeven:
– A (rood) op ongeveer 50 centimeter van
de auto;
C
– B (geel) op ongeveer 1 meter van de
B
auto;
– C (groen) op ongeveer 2 en 3 meter van
A
de auto;
Het scherm geeft een omgekeerd beeld.
De tekeningen zijn een op een horizon-
tale ondergrond geprojecteerde weer-
gave; houd geen rekening met deze in-
formatie in het geval van een verticaal of
op de grond geplaatst voorwerp.
De voorwerpen die op de rand van het
scherm verschijnen kunnen vervormd
zijn.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto
in de zon, enz.) kan het zicht van de
camera gestoord zijn.
Als de achterklep open of niet goed
gesloten is, verschijnt de boodschap
"Achterklep open" op het instrumenten-
paneel (risico van verkeerde informatie
op het scherm)
Tijdens de update van uw systeem is de
achteruitrijcamera tijdelijk niet beschik-
baar.
De tekening blijft staan en geeft de verplaat-
singsrichting van de auto aan als de wielen
in lijn zijn met de auto.
Dit systeem wordt eerst gebruikt met behulp
van de tekeningen (bewegend voor de ver-
plaatsingsrichting en vast voor de afstand),
daarna, als de rode zone bereikt is, gebruikt
u de afbeelding van de bumper om nauw-
keurig te stoppen.
Deze functie is een extra hulp-
middel. De bestuurder moet
altijd opletten en blijft verant-
woordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
die tijdens het rijden zich kunnen voor-
doen: let dus altijd op of er een bewe-
gend obstakel is (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets) of een te klein of
smal obstakel is (grote steen, dun paal-
tje) tijdens de manoeuvre.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave