5.
Voorwaarden voor opslag en inbedrijfstelling
Opslagcondities:
Nieuwe membraancartridge moeten worden opgeslagen in de originele verpakking tot de uiteindelijke
montage. De volgende opslagcondities zijn van toepassing:
Membraancartridges moeten worden beschermd tegen direct zonlicht
De bewaartemperatuur moeten tussen de 10 - 30°C liggen bij een relatieve vochtigheid onder de 70%
Gebruikte cartridges moeten chemisch gereinigd en daarna gespoeld worden. Daarna kunnen ze droog
worden opgeslagen overeenkomstig de opslagcondities
Inbedrijfsstelling:
De membraancartridges worden getest en bevochtigd geleverd. Ze kunnen voor de filtratie zonder
voorbehandeling worden gebruikt. In de aanloopfase is er een lichte schuimvorming, die snel verdwijnt.
De holle vezelmembranen hebben hydrofiele eigenschappen. Dat wil zeggen dat de vezels na gebruik en
droging weer opnieuw gebruikt kunnen worden.
6.
Instructies voor de montage
De membraancartridge heeft een beluchtingsaansluiting en
een permeaataansluiting. De membraancartridge moet in
werking
altijd
verticaal
beluchtingsaansluiting naar beneden. (De lucht in de cartridge
moet langs de vezelbundels omhoog stijgen.)
De
onderzijde
van
beluchtingsaansluiting is te herkennen aan aan de bodemplaat
met de zes grote poorten (zie afb. 2).
De bovenzijde van de membraan met de permeaataans‐
luiting is te herkennen aan de 18 groeven en de buitenste
borgring Hiermee wordt de blauwe mantel van de
cartridge gefixeerd.
De membraanaansluiting zijn voorzien van een uitsparing
waarin een O‐ring kan worden geplaatst.
opgesteld
staan
met
de
membraan
met
4
de
de
Afb 2: Membraan onderzijde
Afb 3: Membraan bovenzijde met
draaisluiting