8.2. Maat van de koelmiddelleiding
De buizen tussen de buitenunit en de binnenunit dienen in principe
dezelfde maat te hebben als de aansluitingen buiten.
Maat van de koelmiddelleiding (mm)
Gasleiding
Vloeistofleiding
8.3. Toegestane leidinglengte en hoogteverschil
Zie de tabel hieronder voor de toegestane lengtes en hoogtes. Zie
afbeelding
2. Veronderstel dat de langste lijn op de afbeelding met de
in werkelijkheid langste buis overeenstemt, en dat de hoogte unit op
de afbeelding met de in werkelijkheid hoogste unit overeenstemt.
Enkel voor ERHQ
Toegestane leidinglengte
Maximum totale leidinglengte in één richting
L
Maximum hoogte tussen binnen en buiten
H
Lengte zonder vulling
L
(a) De waarden tussen haakjes staan voor de equivalente lengte.
Enkel voor ERLQ
Toegestane leidinglengte
Maximum totale leidinglengte in één richting
L
Maximum hoogte tussen binnen en buiten
H
Lengte zonder vulling
L
(a) De waarden tussen haakjes staan voor de equivalente lengte.
9.
V
OORZORGSMAATREGELEN VOOR
KOELMIDDELLEIDINGEN
Sta nooit toe dat iets anders dan het aangewezen koelmiddel
zich kan vermengen in de vriescyclus, zoals lucht, enz. Indien er
koelmiddelgas zou lekken terwijl de unit in bedrijf is, ventileer
dan onmiddellijk de kamer.
Gebruik uitsluitend R410A als u koelmiddel toevoegt.
Installatiegereedschap:
Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (meetinstrument,
verdeelstuk, vulslang enz.) dat geschikt is voor R410A-
installaties zodat het de druk kan weerstaan en het niet mogelijk
is dat vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in het
systeem komen.
Vacuüm pomp:
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep.
Zorg dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt als
de pomp buiten werking is.
Gebruik een vacuümpomp die het systeem tot –100,7 kPa
(5 Torr, –755 mm Hg) kan leegpompen.
Montagehandleiding
13
Ø15,9
Ø9,5
V3
W1
(a)
75 m (95 m)
30 m
≤30 m
≤10 m
V3
W1
(a)
50 m (70 m)
30 m
≤10 m
Om te beletten dat vuil, vloeistof of stof in de leiding kan
binnendringen, sluit de buis af met kleefband of nijp ze dicht.
Wees zeer voorzichtig bij het plaatsen van koperen buizen door
de wanden.
Plaats
Montageperiode
Meer dan een maand
Buitenunit
Minder dan
een maand
Binnenunit
Ongeacht de periode
De leidingen dienen zo gemonteerd te worden dat de flare nooit
mechanisch belast is.
9.1. Voorschriften met betrekking tot de flares
Hergebruik nooit flares. Maak nieuwe flares om lekken te
voorkomen.
Gebruik een pijpensnijder en een flaregereedschap die geschikt
zijn voor het gebruikte koelmiddel.
Gebruik alleen de met de unit meegeleverde gegloeide moeren
voor leidingen met flareaansluiting. Andere moeren voor
leidingen met flareaansluitingen kunnen koelmiddellekken
veroorzaken.
Zie de tabel voor flareafmetingen en aanhaalmomenten (te vast
draaien zal de flare doen barsten).
Leidingmaat
Aanhaalmoment
(mm)
(N•m)
Ø9,5
33~39
Ø15,9
63~75
Wanneer u de moer voor flareaansluiting bevestigt, smeert
u eerst de binnenkant van de flare in met ether- of esterolie en
draait u ze vervolgens met de hand 3 of 4 slagen vast, voordat
u ze stevig vastschroeft.
Draai een moer voor flareaansluiting altijd los met behulp van
twee sleutels in combinatie met elkaar.
Gebruik bij het aansluiten van de leidingen altijd een combinatie
van moersleutel en momentsleutel om de moer voor flare-
aansluiting vast te draaien en te voorkomen dat deze moer zou
barsten en een lek veroorzaken.
1
4
3
1
Momentsleutel
2
Moersleutel
3
Leidingverbinding
4
Moer voor flareaansluiting
ERHQ011~016BAV3+W1 + ERLQ011~016CAV3+W1
Beschermingsmethode
Leiding vastklemmen
De leiding dichtknijpen
of afdichten met
kleefband
Flareafmetingen A
Flarevorm
(mm)
(mm)
90 ±2
12,8~13,2
A
R=0.4~0.8
19,4~19,7
2
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW57794-1 – 08.2010