Continu branden
Het gaat erom een zo hoog mogelijke temperatuur in de verbran-
dingskamer te krijgen. Daarmee worden de kachel en het brandma-
teriaal zo goed mogelijk benut en wordt er een schone verbranding
verkregen. Op deze manier wordt roetaanslag op de bekleding van
de verbrandingskamer en op het glas voorkomen. Bij het branden
moet u de rook niet kunnen zien, maar alleen ontwaren door een
beweging van de lucht.
Wanneer de kachel in de aansteekfase goed gloeit, kan het eigenlijke
branden
beginnen.
Vul de kachel bij met twee stukken hout met een
gewicht van ong. 0,6 tot 0,8 kg en een lengte van ong. 25 cm.
Let op! Het is belangrijk dat het hout zo snel mogelijk gaat branden
en daarom wordt aanbevolen de primaire luchttoevoer maximaal
te openen. Het branden met een te lage temperatuur en te weinig
primaire lucht kan resulteren in het aanmaken van gassen die de
kachel kunnen beschadigen.
Bij het bijvullen met hout moet de glazen deur altijd voorzichtig wor-
den geopend om het ontsnappen van rook te voorkomen. Vul nooit
bij met hout als het vuur nog goed brandt.
Stoken in het voorjaar en najaar
In de overgangsperiode van het voorjaar/najaar, als er minder beho-
efte aan warmte is, raden wij aan om één keer topdown-verbranding
uit te voeren, misschien door twee stukken hout zoals hierboven
bij te vullen, om ervoor te zorgen dat de bekleding van de verbran-
dingskamer goed schoonbrandt.
Werking van de schoorsteen
De schoorsteen is de motor van de houtgestookte kachel en bepalend
voor de werking van de kachel. De trek van de schoorsteen zorgt
voor een onderdruk in de houtgestookte kachel. Deze onderdruk
verwijdert de rook uit de kachel en zuigt lucht door de verbrandings-
luchtklep naar de plaats waar het verbrandingsproces plaatsvindt.
De verbrandingslucht wordt ook gebruikt voor het ruitspoelsysteem,
dat de ruit roetvrij houdt.
De schoorsteentrek komt tot stand door het temperatuurverschil
in en buiten de schoorsteen. Hoe hoger het temperatuursverschil,
hoe beter de trek. Daarom is het belangrijk dat de schoorsteen een
bepaalde werkingstemperatuur bereikt voordat de klepinstellingen
worden afgesteld om de verbranding in de kachel te beperken (een
gemetselde schoorsteen heeft meer tijd nodig om warm te worden
dan een stalen schoorsteen). Op dagen waarop er vanwege het
weer en de wind een slechte trek in de schoorsteen is, is het extra
belangrijk om de werkingstemperatuur zo snel mogelijk te bereiken.
Het gaat er dan om zo snel mogelijk vlammen te krijgen. Hak het
hout extra fijn, gebruik een extra aanmaakblokje, enz.
Na een langere periode van stilstand is het belangrijk te controleren
of de schoorsteenbuis verstopt zit.
Het is mogelijk meerdere eenheden op dezelfde schoorsteen aan te
sluiten. U moet dan echter eerst controleren wat de toepasselijke
voorschriften zijn op dit gebied.
Zelfs een goede schoorsteen kan slecht presteren als deze verkeerd
gebruikt wordt. Daarentegen kan een slechte schoorsteen accepta-
bele prestaties leveren als deze goed gebruikt wordt.
Werking tijdens verschillende weersomstandig-
heden
De manier waarop de wind van invloed is op de schoorsteen, kan
een grote impact hebben op hoe de kachel onder verschillende win-
dinvloeden reageert. Het kan dan nodig zijn de luchttoevoer aan te
passen om een goede verbranding te krijgen. Het kan handig zijn
om een klep in het rookkanaal te monteren om op die manier de
schoorsteentrek onder wisselende windinvloeden te kunnen regelen.
Mist en nevel kunnen ook een grote invloed hebben op de schoor-
steentrek en het kan dan ook nodig zijn andere instellingen van
de verbrandingslucht te gebruiken om een goede verbranding te
bereiken.
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Algemene aanwijzingen
Let op! Tijdens gebruik worden delen van de houtkachel, met name de
uitwendige oppervlakken, erg heet. Wees daarom extra voorzichtig.
Leeg de as nooit in een brandbare container. De as kan na het branden
nog lange tijd nagloeien.
Wanneer de kachel niet in gebruik is, kunt u de kleppen sluiten om
trek door de kachel te voorkomen.
Als de kachel langere tijd niet gebruikt is, moet u vóór het aansteken
eerst controleren of de rookkanalen verstopt zitten.
Schoorsteenbrand
Houd bij een schoorsteenbrand de deur, aslade en alle schuiven van
de houtkachel gesloten. Bel indien nodig de brandweer.
Wij raden u aan de schoorsteen altijd te laten vegen voordat u de
kachel weer voor het eerst gebruikt.
Gebruik van brandmateriaal
Keuze van hout/brandmateriaal
Alle houtsoorten kunnen als brandmateriaal worden gebruikt. Over
het algemeen kunt u het beste de hardere houtsoorten, zoals beuk
en es, gebruiken, omdat deze gelijkmatiger branden en minder as
opleveren. Andere houtsoorten, zoals esdoorn, berk en spar, zijn
prima alternatieven.
Voorbereiding
Het beste brandmateriaal wordt verkregen wanneer de boom vóór 1
mei wordt geveld, gezaagd en gekloofd. Pas de lengte van het hout
aan de afmetingen van de verbrandingskamer aan. Wij raden een
diameter van 6-10 cm aan. De lengte moet ongeveer 6 cm korter
zijn dan de verbrandingskamer, zodat er voldoende plaats is voor de
circulatie van lucht. Als de diameter van het hout groter is dan hier-
boven vermeld, moet het hout in de lengterichting gekloofd worden.
Gekloofd hout droogt sneller.
Opslag
Het gezaagde en gekloofde hout moet 1-2 jaar droog worden bewa-
ard voordat het droog genoeg is om te branden. Het hout droogt het
snelst wanneer het zodanig gestapeld wordt dat er lucht tussen kan
komen. Het kan handig zijn het hout een paar dagen op kamertem-
peratuur te bewaren voordat het gebruikt wordt. In het najaar en in
de winter zal het hout vocht opnemen.
Vochtigheid
Om milieuproblemen te voorkomen en om een optimale verbran-
ding te krijgen, moet het hout volledig droog zijn voordat het als
brandmateriaal gebruikt wordt. Het hout mag maximaal 20% vocht
bevatten. Het beste rendement wordt behaald met een vochtgehalte
van 15-18%. Een eenvoudige manier om de vochtigheid van het hout
te controleren is om de uiteinden van twee blokken hout tegen
elkaar te slaan. Als het hout vochtig is, levert dit een dof geluid op.
Als het gebruikte hout te vochtig is, gaat een groot deel van de
geproduceerde warmte verloren aan het verdampen van water. De
kachel komt daarom niet op temperatuur en geeft dus ook geen
warmte af aan de ruimte. Dit is uiteraard niet efficiënt en bovendien
wordt er op het glas, in de kachel en in de schoorsteen roet gevormd.
Bovendien wordt het milieu bij het verbranden van vochtig hout
verontreinigd.
Wat zijn de verschillende hoeveelheden hout?
Er zijn verschillende begrippen waarmee de hoeveelheid kout kan
worden aangeduid. Het is verstandig deze begrippen te kennen
27