Figuur 21
1. Moer
2. Bout
3. Rechterzijde
10.
Tap de helft van de motorkoelvloeistof af van de
radiateur door het ventiel aan de rechterzijde
van de radiateur te gebruiken zoals getoond in
Figuur
21.
11.
Zoek en verwijder de motorplugs zoals getoond
in
Figuur
20.
12.
Breng buisdichtingsmiddel aan op de
schroefdraad van de fittings van de motor.
13.
Bevestig de fittings van de motor manueel in de
poorten tot ze handvast zitten.
14.
Bevestig de fittings van de motor nog 2 tot 3
slagen vaster dan handvast.
15.
Schuif de slangklemmen over de slangen.
16.
Plaats de slangen over de geribde uiteinden van
de fittings van de motor en bevestig ze met de
slangklemmen
(Figuur
17.
Plaats de R-klemmen rond de slangen
20).
18.
Bevestig de slangen aan de achterkant van de
cabine met 2 slotbouten en 2 moeren
20
en
Figuur
22).
g315428
4. Oude beugel
5. Radiateurventiel
20).
(Figuur
(Figuur
1. Richting van
vloeistofstroom
2. Gemonteerde koppelingen 6. Slotbout (¼" x ¾")
3. R-klem
4. Kabelbinder
19.
Bevestig de slangen met kabelbinders uit de
buurt van bewegende onderdelen en hete
oppervlakken.
20.
Vul de radiateur met motorkoelvloeistof.
21.
Start de motor en verwijder de lucht uit het
koelsysteem.
22.
Zet de motor uit en controleer het peil van de
motorkoelvloeistof.
23.
Vul indien nodig meer motorkoelvloeistof bij.
Opmerking:
het peil van de koelvloeistof niet hoger reiken
dan de VOL (KOUD)-markering (onderste
markering).
Opmerking:
leiding van de tractie-eenheid voor de juiste
vloeistof.
16
Figuur 22
5. Moer (¼")
7. Etiket – aanduiding van
hete leiding
Wanneer de motor koud is, mag
Raadpleeg de Gebruikershand-
g301828