Opmerking:
1/. In de Therapie-Modus kunnen alle EMG-Biofeedback-instellingen worden aangepast.
2/. Als de elektroden worden geplaatst op lagere buikspieren, benen, armen, de lagere rug, het gezicht, het zitvlak, of in
het bekkenbodemgebied, gebruik dan de breedband filter instelling. Voor alle andere lichaamsgebieden
(zoals de hogere buikspieren, borst, schouders, bovenarmen en hogere rug)gebruik de smalband filter instelling ter
vermijding van interferentie door hartfrequenties. Deze interferentie dient te worden geëlimineerd.
Drempelwaarden voor EMG
Wat is de EMG-drempelwaarde?
De EMG-drempelwaarde wordt in µV (microVolt) gemeten. Voor sterke spieren, die tijdens contracties hogere EMG-
Biofeedback waarden genereren, dient de drempelwaarde hoger te zijn dan voor zwakke spieren.
Auto-Drempelwaarde
Benut de toetsen SET+ en SET- om de Auto-drempelwaarde in de modus EMG- in te stellen. De auto-drempelwaarde
past zich automatisch aan het actuele prestatieniveau (uitgedrukt in de EMW-waarde) van de patiënt aan. In de ETS-
modus wordt stimulatie geactiveerd bij het overschrijden van de drempelwaarde.
Auto-Drempelwaarde tijdens een EMG-sessie
Kies de EMG-Modus en bevestig met OK. De EMG-sessie begint. Het beeldscherm geeft aanwijzingen voor
aanspannen en ontspannen. Tijdens Aanspannen meet het apparaat het gemiddelde EMG van de oefensessie.
De drempelwaarde ligt bij 80% van de voorgaande gemiddelde EMG-waarde. (deze functie is alleen beschikbaar voor
Auto-Drempelwaarde)
Handmatige Drempelwaarde
Indien EMG op het beeldscherm verschijnt, kan de drempelwaarde te allen tijde handmatig aangepast worden.
EMG in de Patient-Modus
In de Patient-Modus toont het staafdiagram op het beeldscherm op een eenvoudige begrijpelijke wijze de kracht van de
bekkenbodemspieren. Dit helpt de patiënt de vooraf gestelde oefendoelen te bereiken.
De schaal van het staafdiagram is ingedeeld in 5 niveaus en nog een extra niveau voor diegenen, die in staat zijn het
standaardniveau 5 te overschrijden.
EMG-Schaal Spierkracht (Nu-Tek schaal); gemeten in
Niveau 1
(0-50µV.) Vrijwel geen spiercontractie en zeer geringe scores in µV.
Niveau 2
(0-200µV.) Geringe spiercontractie met weinig beweging; matige hogere score in µV.; contractie houdt
slechts kort aan.
Niveau 3
(0-500µV.) Bescheiden spiercontractie met meer beweging; ; hogere score in µV.; contractie houdt
langer aan.
Niveau 4
(0-1000µV.) Goede spiercontractie en goede contractietijd.
Niveau 5
(0-1500µV.) Sterke spiercontractie en duidelijk langere contractietijd.
Niveau 6
(0-2000µV.) Zeer sterke spiercontractie en (zeer) sterk verbeterde contractietijd.
µV
7