Porsche Car Connect
Status (speciale modi) configureren en
A
activeren
B
De functies van het Porsche Vehicle Tracking Sys-
C
tem (PVTS) kunnen met behulp van de app op af-
stand worden geactiveerd en gedeactiveerd.
D
De uitvoeringsvariant Porsche Vehicle Tracking Sys-
E
tem (PVTS) (met of zonder bestuurderskaart (Driver
Card/afstandsbediening (externe keypad)) is afhan-
F
kelijk van de verzekeringstechnische en wettelijke
G
vereisten van het desbetreffende land.
In een aantal landen wordt de maximumduur op
H
grond van verzekeringstechnische vereisten beperkt.
I
1. Kies Status in de functiebalk (zie C).
J
2. Kies een speciale modus.
K
3. Voer de duur in.
L
4.
in de kopregel kiezen.
M
De gegevens worden opgeslagen en
weergegeven.
N
Activeer/deactiveer de speciale modus via
O
Aan/Uit.
P
– Werkplaatsmodus: Als deze modus is ingescha-
keld, wordt geen diefstalalarm geactiveerd wan-
Q
neer onderhoud aan het voertuig wordt
R
uitgevoerd (bijv. bij het loskoppelen van de accu).
– Transportmodus: Als deze modus is ingescha-
S
keld, wordt geen diefstalalarm geactiveerd wan-
T
neer het voertuig bij een uitgeschakeld contact
beweegt (bijv. op een veerboot).
U
– Uitschakeling: Als deze modus is ingeschakeld,
V
wordt de bewaking van de bestuurderskaart ge-
deactiveerd zodat een ontbrekende bestuur-
W
derskaart (Driver Card) geen alarm veroorzaakt.
X
Fence (begrenzingen) activeren
Y
Er verschijnt een melding wanneer een van de be-
Z
grenzingen wordt bereikt of overschreden.
26
1. Kies Fence in de functiebalk (zie C).
2. Kies Geo Fence/Speed Fence.
3. Kies de gewenste Fence.
Er verschijnt een vinkje naast de gekozen Fence.
4. Kies
in de kopregel.
De gegevens worden opgeslagen en
weergegeven.
Activeer/deactiveer Fence via Aan/Uit.
– Geo Fence: Er wordt een geografisch gebied ge-
definieerd. Als het voertuig dit gebied inrijdt of
verlaat, wordt een alarmmelding verzonden.
– Speed Fence: Er wordt een snelheidslimiet vast-
gelegd. Als deze snelheidslimiet wordt over-
schreden, wordt een alarmmelding verzonden.
Fence (begrenzingen) toevoegen
1. Kies Fence in de functiebalk (zie C).
2. Kies Geo Fence/Speed Fence.
3. Kies Nieuwe Geo Fence definiëren/Nieuwe
speed fence.
4. Leg het bereik vast.
5. Voer een naam in.
6.
in de kopregel kiezen.
De toegevoegde Fence wordt aangegeven.
7. Kies een Fence.
Er verschijnt een vinkje naast de gekozen Fence.
8. Kies
in de kopregel.
De gegevens worden opgeslagen en
weergegeven.
Activeer/deactiveer Fence via Aan/Uit.
Fence (begrenzingen) bewerken
1. Kies Fence in de functiebalk (zie C).
2. Kies Geo Fence/Speed Fence.
3.
in de kopregel kiezen.
4. Kies de Fence die moet worden bewerkt.
5. Wijzig bereik/waarde.
6.
in de kopregel kiezen.
7. Voer een naam in.
8.
in de kopregel kiezen.
De gegevens worden opgeslagen en
weergegeven.
9.
in de kopregel kiezen.
10.Kies een Fence.
Er verschijnt een vinkje naast de gekozen Fence.
11.Kies
in de kopregel kiezen.
Activeer/deactiveer Fence via Aan/Uit.
Noodoproepen
Er zijn twee verschillende soorten noodoproep:
– Diefstalmelding: verbinding met het Security
Operating Center (SOC) maken
– Melding bij pech onderweg: verbinding met
Porsche Assistance make; afhankelijk van het
land waarin u hulp nodig hebt, kunnen gegevens
van uw voertuig worden vastgelegd en verstuurd
(bijv. telefoonnummer, voertuigtype,
voertuigpositie)
1. Kies Noodoproepen in de functiebalk (zie C).
2. Kies Diefstal/Pech onderweg melden.
3. Schuif de oproepschakelaar naar rechts.