Bediening van de
tractieaandrijving
VOORZICHTIG
Als de tractieaandrijving niet juist is afgesteld,
kan de machine in de verkeerde richting rijden
en letsel en/of materiële schade veroorzaken.
Controleer de tractieaandrijving zorgvuldig
en stel deze indien nodig op de juiste manier
af; zie
3 De werking van de tractieaandrijving
controleren (bladz. 5)
Belangrijk:
Als de machine beweegt terwijl de
tractiehendel niet bediend wordt, controleer dan
de tractiekabel; zie
De tractiekabel controleren en
afstellen (bladz. 20)
of breng de machine naar een
erkende servicedealer voor onderhoud.
1.
Druk de linker hendel (tractie) in naar de
handgreep om de tractieaandrijving in te
schakelen
(Figuur
Figuur 16
2.
Laat de tractiehendel los om de tractieaandrijving
uit te schakelen.
De wielkoppelingshendels
gebruiken
Met de wielkoppelingshendels kunt u de aandrijving
naar één of beide wielen kortstondig uitschakelen,
terwijl de tractieaandrijvingshendel nog ingeschakeld
is. Op die manier kunt u de machine gemakkelijk
draaien en manoeuvreren.
Opmerking:
Duw de tractiehendel tegen de
handgreep om de tractieaandrijving naar beide wielen
in te schakelen.
Om de machine naar rechts te draaien, knijpt u de
wielkoppelingshendel aan de rechterkant tegen de
handgreep
(Figuur
17).
voor meer informatie.
16).
Opmerking:
rechterwiel onderbroken terwijl het linkerwiel blijft
rijden, en kan de machine naar rechts draaien.
Opmerking:
wielkoppelingshendel aan de linkerkant indrukken om
naar links te rijden.
Als u een bocht hebt gemaakt, laat dan de
wielkoppelingshendel los; de beide wielen worden
opnieuw aangedreven
g322974
Door de linker of rechter wielkoppelingshendel
kortstondig in te drukken kunt u bovendien uw richting
aanpassen om in een rechte lijn te blijven werken, in
het bijzonder in diepe sneeuw.
Druk de beide wielkoppelingshendels gelijktijdig in om
de aandrijving naar de twee wielen te onderbreken. Zo
kunt u de machine handmatig achteruit trekken zonder
te hoeven stoppen om in achteruit te schakelen. U
kunt de machine op die manier ook gemakkelijker
bewegen en vervoeren wanneer de motor niet draait.
De toerenregelaar bedienen
De toerenregelaar heeft voorwaartse versnellingen
en versnellingen achteruit. Om te schakelen moet u
de tractiehendel loslaten en de toerenregelaar in de
gewenste stand zetten
die de hendel borgt voor elke toereninstelling.
12
Figuur 17
Zo wordt de aandrijving van het
Op dezelfde manier kunt u de
(Figuur
18).
Figuur 18
(Figuur
19). Er is een inkeping
g001307
g001308