* Instelling interne parameters.
Naast het instellen van het setpoint zijn er een aantal interne instellingen mogelijk zoals de
differenties, voeler-offsets, setpointbereik, compressor instellingen, ventilator instellingen en de
ontdooi instellingen.
Door de DOWN toets langer dan 10 seconden in te drukken, komt men in het interne programmeer
menu. In het linkse display gaan het onderste en bovenste segment knipperen. Via de UP en
DOWN toetsen kan de gewenste parameter worden geselecteerd (zie tabel voor de parameters).
Wanneer de gewenste parameter geselecteerd is, kan door op de SET toets te drukken de waarde
van de parameter worden uitgelezen. Door nu gelijktijdig op de SET toets en op de UP of DOWN
toets te drukken, kan de parameter worden veranderd.
Als gedurende 20 seconden geen toets wordt ingedrukt, zal de ALFA 75 RS485 weer naar de
normale bedieningsstand terugspringen en worden de wijzigingen opgeslagen.
* Afregeling voelers.
De regelvoeler wordt afgeregeld met behulp van de Offset regel voeler (parameter 05). Wijst de
regel voeler b.v. 1,2 C te veel aan, dan moet de Offset met 1,2 C verlaagd worden. De
ontdooivoeler wordt afgeregeld met behulp van de Offset ontdooi voeler (parameter 09). Voor het
uitlezen van de ontdooisensor temperatuur wordt parameter 08 gekozen.
* Voeler 2 ingang
De voeler 2 ingang kan als digitale ingang worden gebruikt. Hiertoe wordt parameter P06 op 1
gezet. Deze digitale ingang wordt gebruikt voor het geforceerd starten van de koeling.
Voeler 2 ingang kan ook als temperatuur sensor ingang worden gebruikt, hiertoe wordt parameter
P07 op 1 gezet. Als voeler ingang 2 niet voor een temperatuur sensor wordt gebruikt vervalt de
mogelijkheid om de ontdooiing te stoppen op basis van temperatuur: parameter P32. Tevens
vervalt de mogelijkheid om de ventilator met de schakeldifferentie te gebruiken P20 en P21.
* Ventilator sturing mogelijkheden.
De ALFA 75 RS485 heeft verschillende instelmogelijkheden voor de Fan. Normaal draait de fan
altijd, behalve als een van de onderstaande parameters op 1 staat ingesteld:
Parameter 20 = 1
De ventilator draait alleen als de temperatuur van de regelsensor minus de fan-
schakeldifferentie (parameter 21)" C lager is dan de ontdooi-sensor.
Parameter 24 = 1
Om te voorkomen dat na het ontdooien en uitdruipen van de verdamper direct de ventilator
begint te draaien en dus warme lucht de cel inblaast kunnen er twee voorwaarden worden
ingesteld n.l.;
a. De ventilator wordt geblokkeerd tot de ontdooivoeler een temperatuur meet die lager is dan
de ingestelde temperatuur bij parameter 25.
b. De ventilator wordt zolang geblokkeerd tot de ontdooivertraging van parameter 26 is
afgelopen. Tenzij de ontdooisensor de inschakeltemperatuur van parameter 25 bereikt. Als
de ontdooivoeler defect is, loopt de ALFA 75 RS485 de tijd van parameter 26 af.
Parameter 22 = 1
De ventilator wordt uitgezet als de compressor uit is. Dit gebeurt met een vertraging van
parameter 23.
Fan schakeldifferentie actief:
Fan uit bij ontdooien:
Fan uit als compressor uit:
2