3
Brandstof:
Welke brandstof moet u gebruiken en waar moet u op letten?
Goede brandstof is de 'motor' van uw kachel. Zorg daarom altijd voor
kwalitatief hoogwaardig, goed gedroogd hout. Zo hebt u het meeste profijt van
het stoken en voorkomt u ongewenste 'bijverschijnselen' zoals overvloedige
rookvorming of spetteren. Wat kunt u zoal gebruiken?
1. Harde houtsoorten zoals eikenhout, beukenhout en hout van fruitbomen. Dit
hout geeft een korte vlam en brandt langer.
2. Lichte houtsoorten zoals berken-, populieren-, wilgen-, elzen- en vurenhout.
Deze soorten geven een lange vlam maar branden vrij snel op.
3. Naaldhout (alleen in een goed brandend vuur omdat u anders aanslag in de
schoorsteen krijgt)
4. Houtbriketten (samengeperste houtspaanders).
5. Droog vurenhout wordt vaak gebruikt als aanmaakhout omdat het snel
opbrandt.
Stook nooit:
1. Nat of vers hout. Daarmee krijgt u de kachel moeilijk aan en het geeft weinig
warmte.
2. Geverfd of geímpregneerd hout. De chemicaliën zijn slecht voor het mileu en
tasten de coating van de ruit aan.
3. Steenkoolsoorten zoals antraciet, cokes of eierkolen. Deze zijn alleen
geschikt om in een kolenkachel te stoken.
4. Bedrukt (gekleurd) papier van tijdschriften. Een prop kranten om de kachel
aan te steken mag natuurlijk wel.
5. Plastic en ander afval. Een 'allesbrander' bestaat niet!
Droog hout stookt het beste!
Het kachelhout moet goed droog zijn. Vers gekapt hout is niet geschikt, omdat
het teveel vocht bevat (zo'n 60%). U kunt herkent vochtig hout als u twee
blokken tegen elkaar aanslaat en een dof geluid hoort. Laat het hout daarom
minimaal één of liever zelfs twee jaar drogen. Uw hout droogt goed als u het
buiten onder een afdak opslaat (dus niet in de garage), bij voorkeur op een
zonnige plek. Zo heeft de wind vrij spel en kan het niet nat regenen. Korte,
7