Gebruikershandleiding
3.6
Toegang tot de programmering
Met de toets "Programmering" (paragraaf 3.2 - [A]) krijgt men toegang tot de configuratiefuncties van de installatie.
Deze functies zijn voorbehouden aan gespecialiseerd technisch personeel en er moet een installatiecode voor
ingevoerd worden. Verwijs naar de handleiding voor de configuratie en programmering.
3.7
Beheer van de inrichting
Het deel voor het beheer van een specifieke inrichting levert alle informatie over de inrichting zelf en een reeks van
bedieningen die de staat ervan regelen.
Dit deel kan geopend worden door de selectie van de regel in de lijst met inrichtingen van een welbepaalde gebeurtenis
(zie paragraaf 3.11 Weergave van de actieve gebeurtenissen) of in het relatieve deel in het deel gewijd aan de weergave
van de staat van de installatie (paragraaf 3.5 Weergave van de staat van de installatie).
Regels met indicaties
over de lop en de
zone van toebehoren,
[A]
het type, het
serienummer en de
beschrijving van de
inrichting
Toetsen voor de
activering van de
[B]
bedieningen en
functies van de
inrichting
Deel voor de
contextuele weergave
[C]
van de functies
geactiveerd met de
toetsen ernaast
Hierna de functietoetsen van de inrichting; de activering of toegang ertoe is afhankelijk van het toegangsniveau van de
gebruiker.
• Vervangen: bediening te gebruiken tijdens de procedure voor de vervanging van de inrichting wanneer degene die
geselecteerd is defect blijkt.
Bij een vervanging moet men eerst overgaan tot de fysische vervanging en dan drukken op de toets "Vervangen". De
centrale herkent automatisch de verandering en pas wanneer de nieuwe inrichting van hetzelfde type als de oude
inrichting blijkt te zijn, kunnen de configuratiegegevens veranderd worden.
• Inschakelen/Uitschakelen uitgang: toets voor het manueel inschakelen/uitschakelen van de uitgang van de
inrichting.
• Inschakelen/Uitschakelen LED: toets voor het manueel inschakelen/uitschakelen van de groene LED van de
inrichting.
• Uitsluiten/Insluiten punt: toets voor het uitsluiten/insluiten van het geselecteerde punt.
• Uitsluiten/Insluiten zone: toets voor het uitsluiten van de zone waartoe de geselecteerde inrichting behoort.
• Info: als op deze toets gedrukt wordt, verschijnen in het kadertje links de informatie over eventuele defecten of
condities die afwijken van de ruststaat aanwezig in de inrichting
• Reële tijd: in het kadertje links verschijnt een grafiek met de waard gemeten door de inrichting geselecteerd in de tijd
• Kamer: indien ingesteld, opent deze toets een venster waarin de afbeeldingen getoond worden genomen door een
correct geconfigureerde videocamera, met een welbepaalde preset en een vernieuwing van de beelden om de 5
seconden. Deze functie zorgt voor een beeldende controle van de omgevingscondities. Het venster wordt afgesloten
door de display aan te raken.
• Kaart: indien ingesteld, opent deze toets een venster waarin de afbeelding getoond wordt van de typologie van zone
waar de inrichting geïnstalleerd is, met een punt dat de inrichting zelf lokaliseert. Het venster wordt afgesloten door de
display aan te raken.
Gebruikersinterface
A
C
B
17