2.
Opstellen en aansluiten
Opstellen:
1. Zet de ontharder op de gewenste plaats.
De opstellingsruimte waar de waterontharder is opgesteld, dient voorzien te zijn van een
vloerafvoer.
Aansluiten:
2. Maak de aansluitingen volgens het installatie schema in de bijlage en de geldende installatie
voorschriften.
3. Vermijd directe warmtetoevoer naar het meerwegventiel. Maak dus eerst eventuele
soldeerverbindingen alvorens de meegeleverde bypass afsluiter aan de waterontharder te
bevestigen.
4. De ontharder is voorzien van een
bijmengventiel, welke ingesteld moet
worden indien het water een resthardheid
dient te hebben (bijvoorbeeld 3 à 4
Extra hardheid kan worden bijgemengd
door de schroef rechtsom verdraaien. De
verkregen resthardheid kan in de uitgaande
leiding worden gemeten.
5. De spoelwaterafvoer van de ontharder en de overloop van het zoutvat mogen niet
gecombineerd worden. Deze dienen een vrije uitstroming te hebben op een riool met een
onderbreking van minimaal 2 cm op een zichtbare plaats.
6. Indien er een kans bestaat op waterslag in het onthardwater tapnet, adviseren wij een
waterslag demper hierin op te nemen, omdat er anders beschadiging van het meerweg
ventiel kan optreden.
0
dH).
5