8
|
Elektrische installatie
8.2 Elektrische bedrading aansluiten op de BEV2-unit
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30
a Ronde krimpklem
b Uitgesneden gedeelte
c Schotelring
▪
Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Draadtype
Éénaderige draad
Gevlochten geleider met
rond oog
Aanhaalmomenten
Bedrading
Voedingskabel
Aardingsklemkabel
▪
De aardingsdraad tussen de kabelbevestiging en de klem moet langer zijn dan de
andere draden.
OPMERKING
▪
Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de binnenkant van het
servicedeksel).
▪
Voor instructies over de aansluiting van de optionele apparatuur, zie de bij
optionele apparatuur geleverde montagehandleiding.
▪
Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat het servicedeksel nadien
weer goed kan worden aangebracht.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten afzonderlijk worden
gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD op minstens 50 mm van elkaar
worden gehouden om eventuele elektrische storingen te voorkomen.
Methode
c b
A
A´
c
a
a Éénaderige draad met open lus
b Schroef
c Platte sluitring
c b
B
B
a
a Klem
b Schroef
c Platte sluitring
Toegelaten
NIET toegelaten
Schroefmaat
M4
M4
AA´
a
a
b
c
Aanhaalmoment (N•m)
1,18~1,44
1,52~1,86
BEV2N-A
CO₂ Conveni-Pack: BEV2-unit
4P677928-1 – 2021.10