Een hogere druk kan vervorming en breuk van het lichaam van de ketel veroorzaken. LEt OP: de interne diameter van de aanvoerleiding
die het thermo-product aansluit op de veiligheidsklep moet gelijk zijn aan de interne diameter van het aansluitstuk aanvoer op het thermo-
product. Deze leiding moet vrij zijn van afsluitingen.
2. ANtI-cONDENS MENGKLEP – (zie hoofdstuk)
3. AUtOMAtIScHE tHERMIScHE AFVOERKLEP DSA of tHERMIScHE VEILIGHEIDS-AFVOERKLEP, met dubbel beveiligde sensor
4. GESLOtEN EXPANSIEVAt aangesloten op de terugloop van het thermo-product. LEt OP: de interne diameter van de terugloopleiding die
het thermo-product aansluit op het gesloten expansievat moet gelijk zijn aan de interne diameter van het aansluitstuk terugloop op het
thermo-product. Deze leiding moet vrij zijn van afsluitingen.
5. tHERMOStAAt VOOR DE BEStURING VAN DE cIRcULAtOR
6. tHERMOStAAt VOOR DE ActIVERING VAN HEt AKOEStIScHE ALARM
7. AKOEStIScH ALARM
8. tEMPERAtUURINDIcAtOR
9. DRUKINDIcAtOR
10. cIRcULAtIESYStEEM
LEt OP: de veiligheidssensoren van de temperatuur moeten op de machine geïnstalleerd worden of op niet meer dan 30 cm
afstand vanaf de aanvoeraansluiting van het thermo-product. wanneer de thermo-producten niet voorzien zijn van alle
voorzieningen, kunnen de ontbrekende voorzieningen geïnstalleerd worden op de aanvoerleidingen van het thermo-product op
een maximale afstand van 1 m. al deze elementen moeten in geen geval worden uitgerust met afsluitvoorzieningen die ze
onbedoeld kunnen uitsluiten en moeten in vorstvrije omgevingen geplaatst worden omdat er, in geval van vorst, een breuk of zelf
een explosie van het lichaam van de ketel kan optreden.
in de thermo-producten voor huishoudelijke verwarming, opgenomen in verwarmingssystemen met GESLOtEN VAt, moet VERPLIcHt
een koelcircuit worden opgenomen zoals voorzien door de fabrikant van het apparaat, geactiveerd door een thermische veiligheidsklep
(zie hoofdstuk VASt) die geen aanvullende energie vereist en kan garanderen dat de in de normen vastgestelde temperatuurgrens niet
wordt overschreden. De verbinding tussen de voedingsgroep en de klep mag een afsluitingen bevatten. De druk vóór het koelcircuit moet
tenminste 1,5 bar zijn.
ANtI-cONDENS MENGKLEP - VERPLIcHt (GELEVERD ALS OPtIE)
De anti-condens mengklep vindt zijn toepassing in thermo-producten met vaste brandstof, waar hij voorziet in de terugkeer van koud water
naar de warmtewisselaar (Hfdst. iNstaLLatiEsCHEMa). De trajecten 1 en 3 zijn altijd open en, samen met de pomp geïnstalleerd op de
terugkeer (R), garanderen ze de watercirculatie in de warmtewisselaar van de ketel op biomassa (cB). Een hoge teruglooptemperatuur staat
een verbeterde efficiëntie toe, vermindert de condensvorming van de rookgassen en verlengt de levensduur van de ketel. De in de handel
verkrijgbare kleppen hebben verschillende afstellingen, La NORDIcA raadt aan gebruik te maken van het model 55°c met hydraulische
aansluitingen van 1". Bij het bereiken van de kalibratietemperatuur van de klep wordt het traject 2 geopend en gaat het water van de ketel
via de aanvoer (M) naar het systeem.
BELANGRIJK de niet-installatie van deze voorziening doet de garantie van de warmtewisselaar vervallen.
VASt - AUtOMAtIScHE tHERMIScHE AFVOERKLEP DSA (GELEVERD ALS OPtIE)
De thermo-producten op vaste brandstof moeten voorzien worden van de beveiligingen die voorgeschreven worden door de geldende
wetgeving voor veiligheid. Derhalve is de thermokachel uitgerust met een spiraalbuis voor warmteafvoer.
De spiraalbuis voor warmteafvoer moet enerzijds verbonden worden met het waterleidingnet (Hfdst. iNstaLLatiEsCHEMa / Hfdst.
aFMEtiNGEN - pos. A) en anderzijds met het afvoersysteem (c). De automatische thermische afvoerklep Dsa, waarvan de voeler moet worden
verbonden met de aansluiting B, activeert bij het bereiken van de veiligheidstemperatuur de toevoer van koud water in de spiraalbuis in de
ketel en verwerkt de overmatige warmte door middel van de pijp c naar een geschikt geïnstalleerde afvoer. De druk vóór het koelcircuit moet
tenminste 1,5 bar zijn.
WAARScHUWING: Wij kunnen niet verantwoordelijk worden geacht voor een slechte werking van een systeem dat niet in
overeenstemming is met de voorschriften van deze handleiding of voor het gebruik van niet-geschikte aanvullende
producten (zie hfdst. tECHNisCHE GEGEvENsBLaD thermostaatventiel vast).
AANSLUItING EN VULLING SYStEEM
Enkele indicatieve voorbeelden van het systeem worden weergegeven in het hoofdstuk iNstaLLatiEsCHEMa, terwijl de verbindingen met
het thermo-product worden weergegeven in hoofdstuk aFMEtiNGEN.
LEt OP: het vullen van het systeem mag uitsluiten plaatsvinden door middel van de natuurlijke val van het water uit het
open expansievat via de toevoerleiding. Dit om te voorkomen dat een te hoge druk van het waterleidingnet het lichaam
van de ketel vervormt of doet ontploffen.
tijdens deze fase moeten alle ontluchtingsventielen van de radiatoren geopend worden om vorming van luchtzakken te voorkomen. Bewaak
vervolgens het naar buiten stromen van water om onaangename overstromingen te voorkomen.
De keuring van de dichting van het systeem moet worden uitgevoerd met de druk van het open expansievat.
Het systeem moet altijd gevuld zijn met water, ook gedurende de periodes waarin het thermo-product niet gebruikt wordt.
tijdens de winterperiode moeten in geval van een eventuele stilstand anti-vriesproducten voorzien worden.
NEDERLANDS
9