TDMA CON-SOLARSTATION III
OPMERKING:
De curves van de pomp van de ST 25/4 en de ST 25/6
worden maar lichtjes veranderd door Tyfocor LS. Voor
de debietwaarden die van belang zijn voor solaire
installaties,is die verandering verwaarloosbaar.
Het stroomverbruik van de pomp varieert met 10 % en
meer vanwege de grote viscositeit bij lage
temperaturen (bv. 15 °C).
Afb. 3: pompgrafiek Wilo
2 Montage
2.1 Algemene richtlijnen
De montage en installatie van solaire installaties zijn
gebonden aan EN 5011 deel 1 en VDE 1000 deel 10.
Solaire installaties moeten geaard zijn tegen
blikseminslag.
De armatuurgroep uit de driedelige isolatie 3, 4, 5
nemen.
Afb. 4: onderdelen CON-SOLARSTATION III
De zonnepomp 1 dicht inschroeven: stroomrichting naar
boven.
Voor elke wandbevestiging 6 een boring van 8 mm
aanbrengen (boorafstand: zie afb. 5).
Afb. 5 afmetingen
De wandbevestigingsprofielen 6 met armatuurgroep
aanschroeven.
De buisuiteinden van de aan te sluiten zonneleiding
rechthoekig afsnijden en ontbramen. Bij een zachte
koperbuis of een koperbuis met dunne wanden
versterkingshulzen gebruiken. De buis tot aan de
3