3
Installatie
3.1
Afleesinstrument
Voor hoofdafmetingen zie hoofdstuk 8.
Maak, met behulp van de meegeleverde mal,
de gaten in het instrumentenpaneel of in een
schot. Monteer het afleesinstrument met de
4 meegeleverde draadeinden en moeren.
Overtuig U ervan dat de pakking zich op de
juiste wijze tussen het afleesinstrument en
het paneel of het schot bevindt.
12
090430.01
3.2
Aansluitingen
3.2.1 Voedingsspanning
Het instrument is geschikt voor zowel 12 Volt
als 24 Volt gelijkspanning.
Sluit de voedingsspanning aan zoals in het
schema, zie hoofdstuk 6, is aangegeven.
3.2.2 Achtergrondverlichting
De achtergrondverlichting kan met een ex-
terne schakelaar (dashboardverlichting) wor-
den in- of uitgeschakeld. De functie 'Licht'
moet dan in de stand 'Automatisch' staan; zie
2.4.6 'Instellen van de achtergrondverlich-
ting' .
3.2.3 Alarmuitgangen
Op de alarmuitgangen kunnen externe waar-
schuwingsvoorzieningen worden aangeslo-
ten; bijvoorbeeld een lamp of een zoemer.
Verbruikt deze voorziening meer dan 200 mA,
schakel er dan een klein relais tussen.
3.2.4 Sensoren
Monteer de sensoren in de tanks zoals in de
met de sensor meegeleverde handleiding is
beschreven.
Elke sensor is voorzien van een snoer
(ca. 1,5 m lang) met een RJ45 connector.
Sluit de sensoren op het afleesinstrument en
op elkaar aan zoals in de installatievoorbeel-
den is afgebeeld; zie hoofdstuk 7.
Pas een patchkabel*) en een dubbel RJ45
koppelingsstuk toe om het snoer van de sen-
sor te verlengen.
Op het meetinstrument kunnen 2 sensoren
direct worden aangesloten.
N.B. er is geen onderscheid tussen de beide
aansluitingen!
Pas de meegeleverde splitters en tussenka-
bels toe indien meer dan 2 sensors zijn aan-
Ultrasoon tank managementsysteem