7. Onderhoud en schoonmaak
• Denk eraan de unit uit te schakelen, alvorens de unit te reinigen.
• Schakel de hoofdschakelaar uit.
• De ventilator in de unit draait met hoge snelheid en kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Schoonmaken van de binnenunit
• Schakel de hoofdschakelaar uit!
• Gebruik geen water warmer dan 40°C. De omkasting kan kromtrekken of verkleuren.
• Gebruik geen chemische schoonmaakmiddelen of bijtende vloeistoffen (benzine, thinner) voor
het schoonmaken.
• Gebruik in de nabije omgeving van de airconditioner geen ontvlambare sprays zoals haarlak en
insecticiden.
Reiniging van het luchtfilter
• Als zich stof ophoopt in het luchtfilter neemt de luchtstroom af, waardoor het apparaat minder
goed functioneert en meer geluid voortbrengt. Reinig de filters regelmatig.
• Gebruik een stofzuiger om stof en vuil van het filter te verwijderen. U kunt het filter ook wassen
met een synthetisch wasmiddel. Na het wassen dient het filter grondig te worden gedroogd (niet in
de zon!).
• Als u de airconditioner voor een maand of langere periode niet gebruikt, laat deze dan een halve
dag draaien bij droog weer, om de interne delen goed te laten drogen voordat deze worden uit-
geschakeld. Schakel uit veiligheidsoverwegingen de hoofdschakelaar uit.
Terugplaatsen van het luchtfilter
• Zorg dat het filter altijd correct in het luchtinlaatrooster is geplaatst. Laat de airconditioner niet
draaien zonder luchtfilter.
• Nieuwe luchtfilters zijn verkrijgbaar bij uw dealer.
Periodiek onderhoud
• Afhankelijk van het gebruik, zullen de interne onderdelen op den duur (na ca. 2 à 3 jaar) vies
worden en de werking nadelig beïnvloeden. Daarom wordt regelmatig onderhoud door een erkend
installateur aanbevolen.
8. Fouten en zelfdiagnose
Als zich een probleem met de airconditioner voordoet, dan zal het apparaat stoppen, terwijl de
aanduiding "E:EE" op de plaats van de tijdmelding zichtbaar wordt op de display.
1. Als het OPERATION-lampje nog brandt, druk dan op de START/STOP-toets om het uit te doen.
2. Druk gelijktijdig langer dan 5 seconden op de temperatuurinsteltoetsen.
De zelfdiagnosefunctie wordt gestart. In de klokdisplay verschijnt een foutmeldingslijst.
3. Druk nogmaals langer dan 5 seconden op de temperatuurinsteltoetsen om de zelfdiagnosefunctie
weer uit te schakelen.
14
unitnr. (meestal 0)
foutcode