• Selecteer Pagina toevoegen om een item op de lijst te
plaatsen, nadat u het hebt verwijderd.
• Selecteer
> Standaardinstellingen om de volgorde
van alle items in het menu te herstellen.
De gegevensvelden aanpassen
Voordat u de gegevensvelden op de kaart kunt aanpassen,
moeten ze worden ingeschakeld
inschakelen, pagina
12).
U kunt de gegevensvelden en dashboards op de kaart, het
kompas, de hoogtegrafiek en de tripcomputer aanpassen.
1
Open de pagina waarvan u de gegevensvelden wilt wijzigen.
2
Selecteer een gegevensveld dat u wilt aanpassen.
3
Selecteer het nieuwe gegevensveld.
Zie voor beschrijvingen van gegevensvelden
gegevensvelden, pagina
Gegevensvelden op de kaart inschakelen
Selecteer
>
> Stel kaart in > Dashboard > Kleine
gegevensvelden.
Systeeminstellingen
Selecteer Stel in > Systeem.
GPS: Stelt de GPS in op Normaal, WAAS/EGNOS (Wide Area
Augmentation System/European Geostationary Navigation
Overlay Service) of Demomodus (GPS uit). Ga voor meer
informatie over WAAS naar
/aboutGPS/waas.html.
BaseCamp BaseStation: Hiermee stelt u in hoe het toestel
verbinding maakt met BaseCamp als het toestel is verbonden
met de computer.
Hondinstellingen
Selecteer Stel in > Honden.
Hondenspoor op kaart: Hiermee stelt u de lengte (duur in
minuten of uren) van het hondenspoor op de kaart in. Door
de duur (lengte) van het spoor te verkorten kunt u de kaart
overzichtelijker maken.
Zoom in op honden: Zoomt automatisch in op de kaart om de
locaties van alle honden en uw locatie weer te geven, tenzij u
de kaart handmatig verschuift.
Zend hondgegevens uit: Verzendt automatisch
hondengegevens naar compatibele toestellen
van hondengegevens uitschakelen, pagina
Hondwaarschuwingen: Hiermee stelt u in hoe u wordt
gewaarschuwd bij bepaalde acties
instellen, pagina
4).
Contactinstellingen
Selecteer Stel in > Contactpersonen.
Contactspoor op kaart: Hiermee stelt u de lengte (duur in
minuten of uren) van het contactspoor op de kaart in.
Zoom in op contacten: Zoomt automatisch in op de kaart om
de locaties van alle contacten en uw locatie weer te geven,
tenzij u de kaart handmatig verschuift.
Berichtmeldingen: Stelt berichtmeldingen in op Toon,
Trilsignaal, Toon en trilsignaal of Alleen bericht.
Koppelinstellingen: Stelt de opties in die uw toestel gebruikt
om andere toestellen te volgen en ermee te communiceren.
Scherminstellingen
Selecteer Stel in > Scherm.
Time-out van scherm: Hiermee kunt u de tijd instellen voordat
de schermverlichting uitgaat.
12
(Gegevensvelden op de kaart
Opties voor
18.
http://www.garmin.com
(Verzenden
11).
(Hondwaarschuwingen
Schermafbeelding: Hiermee kunt u de afbeelding op het
scherm van het toestel opslaan.
Batterijbesparing: Bespaart energie en verlengt de levensduur
van de batterij door het scherm uit te schakelen wanneer de
time-out van de schermverlichting is verstreken
Batterijbesparing op de handheld inschakelen, pagina
Kalibreer scherm: Hiermee kalibreert u het scherm voor
aanraakbewegingen
(Het aanraakscherm kalibreren,
pagina
12).
Het aanraakscherm kalibreren
U kunt het aanraakscherm kalibreren, als het niet goed lijkt te
reageren.
1
Selecteer Stel in > Scherm > Kalibreer scherm.
2
Volg de instructies op het scherm.
Weergave-instellingen
Selecteer Stel in > Presentatie.
Modus: Hiermee kunt u een lichte of donkere achtergrond
instellen, of automatisch overschakelen tussen de twee
achtergronden op basis van de zonsopkomst en
zonsondergang op de locatie waar u zich bevindt.
Achtergrond: Hiermee kunt u de achtergrondafbeelding
instellen.
Markeerkleur overdag: Hiermee kunt u de kleur instellen voor
selecties in de dagmodus.
Markeerkleur 's nachts: Hiermee kunt u de kleur instellen voor
selecties in de nachtmodus.
De toestelgeluiden instellen
U kunt de geluiden voor berichten, knoppen, waarschuwingen
en alarmen instellen.
1
Selecteer Stel in > Tonen.
2
Selecteer het gewenste geluid voor ieder item.
Kaartinstellingen
Selecteer Stel in > Kaart.
Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven
op de pagina. Noord boven geeft het noorden boven aan de
pagina weer. Track boven geeft uw huidige reisrichting boven
aan de pagina weer. Automodus geeft een perspectief vanuit
de auto met de rijrichting naar de bovenkant van het scherm
weer.
Navigatieaanwijzingen: Stelt in wanneer navigatieaanwijzingen
op de kaart worden weergegeven.
Dashboard: Selecteert een dashboard voor weergave op de
kaart. Elk dashboard bevat andere informatie over de route of
de locatie.
Kaartinformatie: Hiermee kunt u de op het toestel geladen
kaarten in- of uitschakelen.
Tekensnelheid: Hiermee kunt u de snelheid aanpassen
waarmee de kaart wordt getekend. Als kaarten sneller
worden getekend, neemt de gebruiksduur van de batterij af.
Geavanceerde kaartinstellingen
Selecteer Stel in > Kaart > Geavanceerde instellingen.
Automatisch zoomen: Hiermee wordt automatisch het juiste
zoomniveau ingesteld voor optimaal gebruik van de kaart. Als
u Uit selecteert, moet u handmatig in- en uitzoomen.
Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden
weergegeven. Door het weergeven van meer details is het
mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.
Arcering: Geeft reliëfdetails weer op de kaart (indien
beschikbaar) of schakelt arcering uit.
(De modus
15).
Uw toestel aanpassen