BEDIENING INSTRUCTIES
De motorbediening zit op twee locaties. Het contact zit op het
bedieningpaneel op het motoreinde, de gashendel zit aan de zijkant van
de motor. (zie onderdelen locatie op pagina 3).
1. Motor operationele indicator
2. Accu lader indicator
3. Oliedruk waarschuwing
4. Motortemperatuur waarschuwing
5. Luchtfilter-onderhoud waarschuwing
6. Motor voorgloei lamp
ZORG dat de gashendel op stationair staat (schildpad).
STEEK de sleutel in en draai naar positie 1.
DIAGNOSE lampje brand 3 keer, motor operationele indicator(1) en accu lader(3) zullen blijven
knipperen en het rode oliedruk lampje blijft verlicht.
CONTROLEER brandstof niveau meter.
DRAAI sleutel naar positie 2 om de motor te starten, meteen loslaten wanneer de motor begint
te lopen.
GROENE motor operationele lampje blijft branden wanneer de motor loopt, alle andere lampen
moeten meteen uit gaan.
WAARSCHUWING – diagnoselampjes gaan branden wanneer er een fout wordt geconstateerd,
zet de motor meteen uit!.
Notitie: Automatische afslag kan voorkomen wanneer er een bepaalde fout is geconstateerd,
bekijk het handboek van de motorfabrikant voor foutenanalyse en procedure.
MOTORBEDIENING
STARTEN VAN DE MOTOR
BEDIENING MOTORSNELHEID
De motor heeft twee snelheden, stationair en vol-gas. Deze standen
worden bediend door een hendel op de motor. Beweeg de hendel naar
de "haas" en de motor gaat harder draaien. De motor gaat langzamer
draaien als de hendel naar de "schildpad" word gedraaid. Start en stop de
motor altijd met de hendel in de stationair "schildpad" positie.
UREN
TELLER
BRANDSTOF
METER
0
1
STROOM
2
AAN / UIT
& START
12
0 0 0 0 9 7 5