gereinigd worden. Indien het niet voldoende
is om het stof te verwijderen moeten zij met
een neutrale reinigingsoplossing gewassen
worden waarna u ze goed moet laten drogen
voordat u ze weer terugplaatst in de
luchtverspreider.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
•
Gebruik altijd geaarde stopcontacten
die
beveiligd
aardlekschakelaar.
•
Gebruik de airconditioner niet in de
buurt van brandbare vloeistoffen.
•
Gebruik de airconditioner niet voor
andere doeleinden dan de door de
fabrikant bepaalde doeleinden.
•
Verander
en
onderdeel van de airconditioner op
eigen gezag af.
•
Gebruik originele reserveonderdelen.
•
De
onderhouds-
reparatiewerkzaamheden dienen door
vakmensen uitgevoerd te worden.
•
De installatie moet door vakmensen
uitgevoerd worden.
•
Laat kinderen of dieren niet in de
buurt van het apparaat komen.
•
Steek
uw
ventilatieroosters.
•
Doe geen vreemde voorwerpen in de
ventilatieopeningen.
•
Indien de airconditioner aan stoten
blootgesteld is moet u voordat u het
apparaat weer in gebruik neemt eerst
door vakmensen laten controleren of
het apparaat intact is.
•
In geval van brand mag de bovenste
kap van de airconditioner absoluut
niet opengedaan worden maar moet u
goedgekeurde
gebruiken.
•
In geval van brand mag u geen water
gebruiken om de brand te blussen.
6
zijn
met
een
stel
geen
enkel
handen
niet
in
blusapparaten
NL
7 LOKALISEREN VAN
Een niet bevredigende prestatie van de
airconditioner is in de meeste gevallen niet
afhankelijk van een slechte werking van het
apparaat maar van verkeerd gebruik.
•
De airconditioner is te klein voor de
hoeveelheid lucht die behandeld moet
worden.
•
De wanden van het voertuig zijn niet
voldoende geïsoleerd.
•
De deuren worden te vaak opengedaan.
•
Er bevinden zich te veel personen in het
voertuig.
•
De spanning is lager dan 230 V.
Hieronder volgt een lijst met storingen die
eventueel
betreffende oorzaken en oplossingen.
niet goed functioneert moet u alvorens iets
en
aan
de
controleren:
•
of de voedingsspanning nooit minder is
dan 205 V;
•
of de aanzuigroosters niet verstopt zijn;
•
of de luchtuitstroommondstukken open
zijn.
de
1) De airconditioner start niet:
• Controleer
afstandsbediening doelmatig zijn.
• Controleer of de installatie onder spanning
staat door er een ander elektrisch apparaat
op aan te sluiten of door dit met een
voltmeter te testen.
2) De ventilatie is onvoldoende:
• Controleer of de luchtgeleidelamellen ver
genoeg open zijn.
• Controleer
stromingsspreider schoon genoeg zijn.
3) Functioneert niet in de modus Koelen:
• Controleer of de ingestelde temperatuur
lager is dan de omgevingstemperatuur.
4) Functioneert niet in de modus
Verwarmen:
• Controleer of de ingestelde temperatuur
hoger is dan de omgevingstemperatuur.
16
STORINGEN
kunnen
optreden
Indien de airconditioner
airconditioner
te
of
de
batterijen
of
de
filters
met
de
doen
eerst
van
de
van
de