BEDIENING (MIG / MAG)
Bediening en configuratie van het bedieningspaneel
Nadat de machine is ingeschakeld, bevindt het systeem zich in de functionele status die de laatste keer was dat
de machine werd uitgeschakeld. Als gebruikers de oorspronkelijke lastaak willen voortzetten, is het niet nodig om
aanpassingen te maken, gewoon doorgaan met lassen zoals voorheen. Als gebruikers echter de lastaak of lasinstructie
willen wijzigen, moeten ze wijzigingen aanbrengen via het bedieningspaneel.
De aanbevolen bedieningsstappen voor het bedieningspaneel zijn als volgt.
1
1. Selecteer de lasmodus: Selecteer indien nodig de gewenste lasmodus door op de selectietoets in de
lasmodusselectiezone te drukken.
2. Selecteer het basismetaaltype: Selecteer het gewenste basismetaaltype door indien nodig op de selectietoets in de
selectiezone basismetaal te drukken.
3. Selecteer de gassoort: Selecteer de gewenste gassoort door eventueel op de keuzetoets in de gaskeuzezone te drukken.
4. Selecteer de lasdraaddiameter: Selecteer indien nodig de gewenste lasdraaddiameter door op de selectietoets in de
draadselectiezone te drukken.
5. Selecteer de activeringsmodus: Selecteer indien nodig de gewenste bedrijfsmodus door op de selectietoets te drukken
in de selectiezone van de activeringsmodus.
6. Selecteer de materiaaldikte: Selecteer de gewenste materiaaldikte-instelling die overeenkomt met het basismateriaal
dat wordt gelast door op de gewenste selectietoets te drukken totdat de 'mm'-LED oplicht en vervolgens de
parameterinstelknop te gebruiken om de materiaaldikte aan te passen die wordt weergegeven in het linker digitale display
Selecteer de parameter die moet worden bekeken of gewijzigd
Selecteer indien nodig het segment waartoe de te bekijken parameter behoort, door op de selectietoets te drukken
in de lasprocesparameters zone selecteren, en selecteer vervolgens deze parameter door op de selectietoets te
drukken in de huidige kolom parameters selecteren van zone- of spanningskolomparameters het selecteren van een
zone en de huidige waarde van deze parameter wordt weergegeven op de weergavemeter van de huidige kolom of
spanningskolom. Gebruikers kunnen deze parameter wijzigen door de bedieningsknop aan te passen wanneer de
bijbehorende parameter-LED knippert.
6
2
3
4
15
5