5 Installatie
▪ Ophangbouten. Gebruik M10-ophangbouten voor de montage.
Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout. Bevestig de bout
goed met een moer en vulring aan de boven- en onderzijde van
de ophangbeugel.
▪ Afmetingen plafondopening. Controleer of de plafondopening
binnen de volgende limieten valt:
4×
a1
b1
c1
b1
a2
a
a1
Moer (lokaal te voorzien)
a2
Dubbele moer (niet meegeleverd)
b1
Pakkingring (accessoires)
c1
Ophangbeugel (bevestigd aan de unit)
a
Binnenunit
b
Leiding
c
Afstand ophangbeugel (ophanging)
d
Afstand tussen hangbouten
INFORMATIE
▪ De ventilatorsnelheid van de binnenunit is vooraf
ingesteld om de standaard uitwendige statische druk te
verzekeren.
▪ Om een hogere of lagere uitwendige statische druk in
te stellen, stelt u de initiële instelling terug met de
gebruikersinterface.
▪ Montagevoorbeeld:
b
a
c
d
e
a
Anker
b
Plafondtegel
c
Lange moer of spanschroef
d
Ophangbout
e
Binnenunit
▪ Monteer de unit tijdelijk.
5 Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout.
6 Maak hem goed vast.
▪ Waterpas. Controleer met behulp van een waterpas of een plastic
buis met water of de unit op alle vier hoeken waterpas staat.
a
b
a
Waterpas
b
Plastic buis
7 Draai de bovenste moer vast.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
6
d
c
b
d
630
700
OPMERKING
Installeer de unit NIET scheef. Mogelijk gevolg: Als de
unit tegen de richting van de condenswaterstroom in
scheef hangt (de kant van de afvoerleidingen hangt hoger),
kan de werking van de vlotterschakelaar verstoord raken
en kan er water gaan lekken.
5.1.2
Richtlijnen bij de installatie van de
kanalen
WAARSCHUWING
Als één of meerdere ruimten via een kanaalsysteem
verbonden zijn met de unit, moet u ervoor zorgen dat:
▪ er
geen
werkende
(bijvoorbeeld open vuur, een werkend gastoestel of
een
werkende
elektrische
vloerruimte kleiner is dan de in de Algemene
voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid
opgegeven A
;
min
▪ er
geen
hulptoestellen,
ontstekingsbron kunnen vormen, in het leidingwerk zijn
geïnstalleerd (bijvoorbeeld hete oppervlakken met een
temperatuur van meer dan 700°C en elektrische
schakeltoestellen);
▪ in het leidingwerk uitsluitend door de fabrikant
goedgekeurde hulptoestellen worden gebruikt;
▪ een luchtinlaat of -uitlaat rechtstreeks op een ruimte is
aangesloten door leidingwerk. Gebruik GEEN ruimten
zoals een vals plafond als leiding voor de luchtinlaat of
-uitlaat.
WAARSCHUWING
Installeer
GEEN
(bijvoorbeeld open vuur, een werkend gastoestel of een
werkende elektrische verwarming) in het leidingwerk.
De kanalen moeten lokaal worden voorzien.
▪ Luchtinlaatzijde. Maak het kanaal en de flens aan de inlaatzijde
(lokaal te voorzien) vast. Sluit de flens aan met 7 bijgeleverde
schroeven.
a b
c
d
e
a
Aansluitschroef (accessoire)
b
Flens (lokaal te voorzien)
c
Hoofdunit
d
Isolatie (lokaal te voorzien)
e
Aluminiumtape (lokaal te voorzien)
▪ Filter. Monteer een luchtfilter in het luchtkanaal aan de
aanzuigzijde. Gebruik een luchtfilter met een afscheidingsgraad
van ≥50% (gravimetrische methode). Het bijgeleverde filter wordt
niet gebruikt wanneer het inlaatkanaal is gemonteerd.
▪ Luchtuitlaatzijde.
Sluit
binnenafmeting van de flens aan de uitlaatkant.
▪ Luchtlekken. Draai aluminiumtape rond de aansluiting van de
flens aan de inlaatkant en van het kanaal. Controleer of er geen
lucht ontsnapt aan de andere aansluitingen.
▪ Isolatie. Isoleer het kanaal om condensatie te voorkomen.
Gebruik glaswol of polyethyleen schuim met een dikte van 25 mm.
ontstekingsbronnen
verwarming)
als
die
een
potentiële
werkende
ontstekingsbronnen
b
a
e
d
het
kanaal
aan
volgens
FDA125A5VEB
Split-systeem airconditioners
4P494410-1B – 2019.03
zjin
de
de