3. Veiligheidsbepalingen
3.1
Vermijdt het gebruik onder ongunstige omgevingsomstandigheden.
Deze leiden tot beschadiging van de gevoelige elektronica binnen in
de meter resp.van de sensor.
Ongunstige omgevingsomstandigheden zijn:
* te hoge luchtvochtigheid (> 90% rel.)
* natheid
* stof en brandbare gassen, dampen of oplosmiddelen
* te hoge omgevingstemperaturen (> 50 °C)
* te lage omgevingstemperaturen (< 0 °C)
3.2
Het apparaat is, afgezien van het vervangen van de batterij, onder-
houdsvrij. Voor het vervangen van de batterij resp. bij de eerste keer
dat u het apparaat in gebruik neemt, draait u met een passende
kruiskopschroevendraaier de bevestigingsschroef voor het batterij-
vakdeksel los en trekt u het batterijdeksel er in de richting van de pijl
af.Verbind de batterijclip met een nieuwe 9-v-blokbatterij en let op de
juiste poling.
Let op!
Een verkeerde poling leidt gegarandeerd tot vernieling
van het apparaat!
Nu legt u de aangesloten batterij in het batterijvak en sluit het deksel in
omgekeerde volgorde. Let er daarbij op, dat de aansluitdraden van de batterij
niet geplet worden.
3.3
Om schade aan het gehoor te voorkomen moet u bij hoge geluids-
niveaus beslist een wettelijk toegelaten geteste gehoorbescherming
dragen.
4
3.4
Als er aangenomen kan worden dat gebruik zonder gevaar niet meer
mogelijk is, dient u de meter buiten werking te stellen en te bescher-
men tegen het per ongeluk in werking stellen door derden.
U kunt aannemen dat gebruik zonder gevaar niet meer mogelijk is, als:
- de meter zichtbaar beschadigd is
- de meter niet meer werkt en
- na langdurige opslag onder ongunstige omstandigheden of
- na moeilijke transportomstandigheden.
5