WERKING
De werkingsmodus instellen
1. Druk de START/STOP toets in (Fig.5, nr.28).
Het OPERATION controlelampje van de binnenunit (rood)
(Fig.3, nr.6) zal oplichten. De airconditioner begint te werken.
2. Druk de MODE toets in (Fig.5, nr.19) om de gewenste modus te
selecteren.
Elke keer de toets wordt ingedrukt verandert de modus in deze
volgorde:
Na 3 seconden verschijnt het volledige display opnieuw.
De thermostaat instellen
Druk de SET TEMPERATURE toets in (fig.5, nr.21)
: thermostaatinstelling verhogen
V: thermostaatinstelling verlagen
Instelbereik thermostaat:
- AUTO
- HEATING
- COOLING/DRY
In de bedrijfsmodus Fan (ventileren) kan de kamertemperatuur niet
worden ingesteld via de thermostaat (de temperatuur staat niet op het
display).
Na 3 seconden verschijnt het volledige display opnieuw.
De thermostaatinstellingen moeten als standaardinstellingen beschouwd worden en
kunnen een beetje afwijken van de eigenlijke kamertemperatuur.
De ventilatiesnelheid instellen
Druk de FAN CONTROL toets in (fig.5, nr.26)
Bij elke druk op de toets verandert de ventilatiesnelheid in deze volgorde:
Na 3 seconden verschijnt het volledige display opnieuw.
Auto ventilatiesnelheid:
HEATING: de ventilator verspreidt zo optimaal mogelijk warme lucht.
Wanneer de luchttemperatuur die van de binnenunit komt, laag is, zal
de ventilator aan zeer lage snelheid draaien.
COOLING: als de kamertemperatuur de thermostaatinstelling
benadert, vermindert de ventilatiesnelheid.
FAN: de ventilator draait tegen lage snelheid.
Bij het opstarten van de Heating modus en tijdens de Monitor functie zal de ventilator
aan zeer lage snelheid draaien.
. 18
30°C
. 16
30°C
18
30°C
7