Als er een kleine magneet gebruikt wordt: monteer de magneet op het
oppervlak met dubbelzijdig tape.
5. Voer de Jeweller signaalsterkte test uit. De aanbevolen signaalsterkte is 2
of 3 streepjes. Eén streepje of minder garandeert geen stabiele werking van
het beveiligingssysteem. Probeer in dit geval het apparaat te verplaatsen:
een verschil van zelfs 20 cm kan de signaalkwaliteit al ink verbeteren.
Gebruik de radiosignaalversterker als de detector een lage of instabiele
signaalsterkte heeft na het aanpassen van de installatielocatie.
6. Voer de Detectiezonetest uit. Open en sluit het raam of de deur waar het
apparaat is geïnstalleerd meerdere keren om de werking van de detector te
controleren. Als de detector in 5 van de 5 gevallen tijdens de test niet
reageert, probeer dan de installatielocatie of -methode te wijzigen. De
magneet is mogelijk te ver van de detector verwijderd.
7. Voer een Signaaldempingstest uit. Tijdens de test wordt de signaalsterkte
kunstmatig verminderd en verhoogd om verschillende omstandigheden op
de installatielocatie te simuleren. Als de installatielocatie correct gekozen is,
heeft de detector een stabiele signaalsterkte van 2-3 streepjes.
8. Als de tests succesvol zijn, bevestig dan de detector en magneet met de
meegeleverde schroeven.
Om de detector te monteren: haal hem van het SmartBracket-
montagepaneel af. Bevestig vervolgens het SmartBracket-paneel met de
meegeleverde schroeven. Installeer de detector op het paneel.