Inhoudsopgave
Advertenties
Ontdooi-indicatie
Tijdens het ontdooien is pictogram 4 verlicht. Het controllerdisplay wordt bepaald door de waarde die is ingesteld in parameter 'DDM' .
Houd toets 3 vijf seconden ingedrukt om het ontdooien handmatig te starten. Hierbij wordt het apparaat uitgeschakeld. Blijf toets 3 ingedrukt
houden nadat het apparaat is uitgeschakeld. Na nog eens 2 seconden wordt op het display aangegeven dat het ontdooien is gestart (pictogram
4 brandt) en kan de toets worden losgelaten. Terwijl de ontdooifunctie actief is, wordt het display bepaald door de waarde die is ingesteld in
parameter DDM.
De ontdooifunctie is actief ofwel tot de tijd die is ingesteld in de parameter DTO of totdat de in parameter DLI ingestelde temperatuur is bereikt.
Als de parameter TE is ingesteld op NO werkt het ontdooien alleen op basis van tijd. Na afronding van de ontdooicyclus gaat het apparaat terug
naar de normale werking en wordt de actuele temperatuur weergegeven.
Relaistest
De controller bevat een relaistestfunctie waarmee de servicemonteur afzonderlijke relais of een combinatie van relais kan bedienen voor
diagnostische doeleinden.
De relaistest openen:
- Zet de controller in stand-by zodat toets 3 knippert
- Druk eenmaal op toets 3 zodat de toetsen 1, 2 en 4 worden geactiveerd en knipperen
- Houd de toetsen 2 en 4 gedurende 5 seconden ingedrukt tot op het display 'rLy' wordt weergegeven en de toetsen 1 tot 5 worden verlicht
De controller staat nu in de relaistestmodus.
Activeer relais 1 door toets 1 in te drukken. Pictogram 1 gaat branden. Deactiveer relais 1 door toets 1 nogmaals in te drukken; pictogram 1
wordt uitgeschakeld.
Activeer relais 2 door toets 2 in te drukken. Pictogram 3 gaat branden. Deactiveer relais 2 door toets 2 nogmaals in te drukken; pictogram 3
wordt uitgeschakeld.
Activeer relais 3 door toets 4 in te drukken. Pictogram 4 gaat branden. Deactiveer relais 3 door toets 4 nogmaals in te drukken; pictogram 4
wordt uitgeschakeld.
Activeer relais 4 door toets 5 in te drukken. Pictogram 8 gaat branden. Deactiveer relais 4 door toets 5 nogmaals in te drukken; pictogram 8
wordt uitgeschakeld.
Voor diagnostische doeleinden kunnen er meerdere relais tegelijk worden geactiveerd.
Relaisfunctie:
Relais 1 - Rood pictogram - compressor
Relais 2 - Groen pictogram - functie bepaald door parameter SR1. Verdamperventilator
Relais 3 - Wit pictogram - functie bepaald door parameter SR2. Indien ontdooi-SR2 van het apparaat actief is, wordt deze ingesteld op DEF voor
ontdooien.
Relais 4 - Amberkleurig pictogram - functie bepaald door parameter RL2.
Sluit de relaistestfunctie door toets 3 eenmaal in te drukken.
Terugzetten naar de fabrieksinstellingen
Als de controller oorspronkelijk is geprogrammeerd door Foster en is ingesteld voor een bepaald type apparaat, kunnen de instellingen worden
teruggezet naar de oorspronkelijk geprogrammeerde status. Als de controller niet door Foster is geprogrammeerd, zet deze functie de parameters
terug naar de waarden van de oorspronkelijke fabrieksinstellingen.
De parameters terugzetten:
- Druk op toets 3 om het display te activeren
- Druk op toets 1 om het menu op gebruikersniveau te openen
- Druk op toets 2 tot op het display 'rFp' wordt weergegeven
- Druk eenmaal op toets 3; 'rFp' gaat nu knipperen
- Houd toets 3 gedurende 3 seconden ingedrukt totdat op het display 'End' wordt weergegeven
De hierboven beschreven oorspronkelijke parameters zijn nu hersteld.
Als de reeks toetsbedieningen en indicaties op het display op enig moment niet worden voltooid, gaat de controller na 30 seconden terug naar de
bedieningsmodus zonder dat er wijzigingen zijn aangebracht in de parameters.
G3 koelwerkbanken - servicehandleiding
17
Advertenties
Inhoudsopgave
