5.1 Aandrijfmotor
De aandrijfmotoreenheid bestaat uit een kleine elektromotor en een
speciale transmissie die kan worden gekoppeld aan verschillende
adapters voor vliegtuigmotoraansturingen.
Het geleverde draaimoment is instelbaar tussen 40 en 200 Nm (30 en
150 ft.lbs). De draaisnelheid is regelbaar tussen 20°/min en 360°/min.
5.2 Afstandsbediening
Bij het draaigereedschap wordt een afstandsbediening geleverd. Aan
de achterkant van de afstandsbediening zit een verstelbare klem met
een opening van 19 mm. Hiermee kan de afstandsbediening worden
opgehangen aan niet-magnetische oppervlakken.
De afstandsbediening kan met de controller worden verbonden via de
standaard USB A-kabel (4.9 m) of via een draadloze Bluetooth-verbinding
(zie paragraaf 7.5 van deze handleiding).
Het gereedschap wordt bediend met de 9 knoppen op de
afstandsbediening. De operationele status van het gereedschap wordt
weergegeven in het display van de afstandsbediening.
5.3 Controller
De controller bestaat uit een behuizing, een afsluitklep, een
voedingseenheid en elektronische circuits voor de communicatie
tussen de afstandsbediening en de aandrijfmotor. Zie paragraaf 6.0 voor
informatie over de vereisten voor de netvoeding.
Aan de bovenkant van de controller zitten unieke connectoren, waarop
het netsnoer en de kabels van de aandrijfmotor, het voetpedaal en de
afstandsbediening worden aangesloten.
Er is een USB A-poort aanwezig voor het opladen van de batterijen in
de afstandsbediening en voor het toepassen van firmware-updates
via een USB-drive. Deze USB-poort kan ook worden gebruikt om de
afstandsbediening via een kabel aan te sluiten.
De modellen SWE189DTTA en SWE189DTTB beschikken over een
wisselstroomuitgang waarop andere apparatuur kan worden aangesloten.
De wisselstroomuitgang op model SWE189DTTA is van het type 230V
CEE 7-3 (SCHUKO) en geschikt voor standaard Europese stekkers.
De wisselstroomuitgang op model SWE189DTTB is van het type 115V
NEMA 5-15R, de Noord-Amerikaanse standaard.
Model SWE189DTTC heeft geen wisselstroomuitgang.
5.4 Voetpedaal
Het voetpedaal bestaat uit een schakelaar, die via een kabel wordt
aangesloten op de hiervoor bedoelde connector aan de voorkant van
de controller. In de MANUAL-modus wordt het voetpedaal gebruikt om
de rotatie van de turbinemotor te regelen. In de AUTO-modus biedt het
voetpedaal een hands-free methode om turbineschoepen te markeren
tijdens een inspectie.
5.5 Draagkoffer
Om het gereedschap veilig te kunnen vervoeren en opslaan wordt een
draagkoffer van het merk Pelican™ meegeleverd. Als de deksel van de
draagkoffer geopend is, kan de controller in de draagkoffer blijven zitten
terwijl het gereedschap wordt gebruikt.
Met de meeste DTT-eenheden wordt het standaard transportmodel van
de draagkoffer meegeleverd. Indien het gereedschap wordt besteld
L4518_c
met toebehoren, kan er een speciale, grotere draagkoffen worden
meegeleverd.
6.0 ELEKTRISCHE SPECIFICATIES
De controller werkt op wisselstroom. Model SWE189DTTA werkt op
230 Volt wisselstroom bij 50 Hz. Model SWE189DTTB werkt op 120 Volt
wisselstroom bij 60 Hz. Model SWE189DTTC detecteert automatisch de
aanwezige netspanning en werkt op 100-240 Volt wisselstroom bij 50 of
60 Hz. De netvoedingsingang op alle modellen bestaat uit een NEMA
C14-connector.
Controleer vóórdat de controller op het elektriciteitsnet wordt aangesloten
of de netvoeding het juiste voltage en de juiste wisselstroomfrequentie
heeft. Controleer hiervoor altijd het gegevensplaatje van de controller.
Zie ook de paragrafen 1.4 en 1.5 van deze handleiding voor
belangrijke veiligheidsinformatie en voorzorgsmaatregelen rondom de
stroomvoorziening.
WAARSCHUWING
Als de elektrische veiligheidsvoorschriften in de
paragrafen 1.4 en 1.5 niet worden opgevolgd, kan dit een elektrische
schok tot gevolg hebben. Dit leidt mogelijk tot dodelijke ongevallen of
ongevallen met zwaar lichamelijk letsel.
7.0 INGEBRUIKNAME
7.1 Levering en gebruik
Na ontvangst moeten alle onderdelen worden gecontroleerd op eventuele
transportschade. Indien schade wordt ontdekt, moet de transporteur
hiervan onmiddellijk op de hoogte worden gebracht. Transportschade valt
niet onder de garantie van Enerpac.
7.2 Vóór het inschakelen
• Controleer of alle onderdelen van de levering aanwezig zijn en of er
geen tekenen van schade zijn.
• Lees de volgende paragrafen van deze handleiding door om
vertrouwd te raken met de functies en veiligheidsvoorzieningen van
het gereedschap.
• Controleer of de netvoeding de juiste specificaties en capaciteit
heeft om het gereedschap van stroom te voorzien.
7.3 Kabels aansluiten
Zorg dat alle kabels correct op de controller zijn aangesloten voordat
u het gereedschap gaat gebruiken. Elke connector is voorzien van een
pictogram dat aangeeft welke component op de connector moet worden
aangesloten.
1.
Zorg dat de aan/uit-schakelaar van de controller UIT staat ( o ).
Zorg dat de controller is uitgeschakeld voordat u de kabel
OPMERKING
van de aandrijfmotor in de volgende stappen aansluit. Het aansluiten
of loskoppelen van de kabel van de aandrijfmotor terwijl de controller is
ingeschakeld, kan leiden tot blijvende schade aan de elektrische circuits
van de controller. Dergelijke schade valt niet onder de productgarantie.
2.
Sluit de kabel van de aandrijfmotor aan op de controller; let erop
dat de nokjes van de stekker precies aansluiten op de uitsparingen
in de connector.
3.
Druk de aansluitplug in de opening. Als de aansluitplug er volledig
in zit, de sluitring een kwartslag draaien om de koppeling te
vergrendelen.
15