Verlichting afstellen
B
Afstand (B) tussen de buitenste rand van de belading en de
buitenste rand van het lichtschijnoppervlak aan het achterlicht mag
maximaal 40 cm bedragen. De achterlichten van de fietsendrager
moeten zo nodig naar behoren worden gepositioneerd.
Aanwijzing
2
Indien het voertuig
breder is dan de belading, moet de
afstand (B) tussen de buitenste rand van het voertuig
buitenste rand van het lichtschijnoppervlak aan het achterlicht in
acht worden genomen.
10
1. Vergrendelingen (31) in elkaar drukken en achterlichten (10) in
de buitenste positie schuiven. Vergrendelingen (31) loslaten en
controleren of de achterlichten (10) stevig vastzitten.
Aanwijzing
Voor het inklappen van de fietsendrager moeten de
achterlichten (10) in de uitgangspositie worden gebracht.
2. zonder buitenspiegel
B
M+P-25A-0103
2
en de
31
M+P-25A-0104
- 6 -
Voorbereiding op het rijden
WAARSCHUWING
Alle schroefverbindingen en bevestigingen van de fietsendrager
en de fietsen moeten na montagewerkzaamheden, voor iedere
rit en ook tijdens een langere reis op stevige bevestiging
worden gecontroleerd en indien nodig worden aangedraaid.
Deze controle dient afhankelijk van de hoedanigheid van de
rijbaan regelmatig te worden herhaald. De verlichtingsinrichting
moet eveneens voor iedere rit op goede werking worden
gecontroleerd. Bij het negeren van deze instructie kan de
fietsendrager samen met de gemonteerde fietsen van
het voertuig losraken en daardoor u en andere personen
verwonden of een ongeluk veroorzaken.
Let op
De officiële kentekenplaat en de verlichtingsinrichting van de
fietsendrager mogen niet worden bedekt.
Indien de fietsendrager niet volledig is beladen, moet erop worden
gelet dat:
•
niet-benodigde houders volledig dichtgedraaid en
vergrendeld zijn
•
alle sleutels uitgenomen en opgeborgen zijn
•
de houders voor de derde/vierde fiets opgeborgen zijn
•
de spanriemen van alle wielgoten zijn gesloten.
Fietsen verwijderen
De demontage van de fietsen gebeurt in de omgekeerde volgorde.