Aanwijzing
Afstand (A) is de afstand van de lakbeschermingsfolie (5) tot het
midden van het voertuig.
8. Haken (23) aan de lakbeschermingsfolie (5) vasthaken en de
spanbanden (6) door de gespen (15) trekken.
9. Spanbanden (6) straktrekken.
Aanwijzing
De haken (23) mogen niet aan kunststof onderdelen
(bijv. achterspoiler) en glazen ruiten worden vastgehaakt.
10. Stekker (16) uit de houder aan de fietsendrager (1) halen,
in de stekkerdoos (24) van de elektrische voorziening van de
trekhaak steken en rechtsom tot aan de aanslag draaien.
11. Functie van de verlichtingsinrichting controleren.
Fietsendrager demonteren
De demontage van de fietsendrager (1) van het voertuig gebeurt in
de omgekeerde volgorde.
Fietsen monteren/demonteren
WAARSCHUWING
De fietsendrager voor de aanhanginrichting is uitsluitend
geschikt voor het transporteren van fietsen.
Er mogen alleen fietsen met een gewicht van elk max. 30 kg op
de fietsendrager worden getransporteerd.
Daarbij mogen de maximaal toegestane draaglast van de
fietsendrager, de steunlast van de aanhanginrichting alsmede
het toegestane totale gewicht en de maximaal toegestane aslast
van het voertuig (zie gebruikshandleiding van het voertuig) in
geen geval worden overschreden. Bij het negeren van deze
instructie kan de fietsendrager samen met de gemonteerde
fietsen van het voertuig losraken en daardoor u en andere
personen verwonden of een ongeluk veroorzaken.
24
16
M+P-25A-0083
WAARSCHUWING
De fietsen moeten zo gelijkmatig mogelijk en met een laag
zwaartepunt op de fietsendrager worden bevestigd en met een
houder aan het fietsframe en met spanriemen aan de voor- en
achterwielen tegen omlaagvallen worden geborgd.
Voor de montage moeten kinderzitjes en alle losse onderdelen,
zoals drinkflesjes, zadeltassen e.d. van de fietsen worden
verwijderd en opgeborgen.
Bij veronachtzaming kunnen de fietsen en/of de losse
onderdelen tijdens de rit van het voertuig losraken en bij
andere verkeersdeelnemers een ongeluk en daarmee
verbonden letsels en materiële schade veroorzaken.
WAARSCHUWING
Voer de montage en de demontage van de fietsen met de hulp
van een tweede persoon uit.
Beveilig de fietsen tegen wegglijden/kantelen.
Er bestaat verwondingsgevaar.
1
28
27
25
26
1. Grendel (25) indrukken en de spanriemen (26) uittrekken.
2. Klemmen (27) met draaigreep (28) vastschroeven tot de
vereiste buisdiameter van het fietsframe is bereikt.
Let op
Zware fietsen dicht bij het voertuig en lichte fietsen
(bijv. kinderfietsen) verder naar achteren op de
fietsendrager monteren.
De eerste fiets met de tandkrans naar het voertuig toe
gericht monteren.
3. Fiets op de wielgoten (9) plaatsen die het dichtst bij de
achterklep zitten en beveiligen tegen kantelen.
Let op
Houder uitsluitend aan het fietsframe bevestigen. Er mogen geen
onderdelen, bijv. schakel- en remkabels, worden ingeklemd.
Defecte klemmen moeten onmiddellijk worden vervangen.
- 4 -
9
9
M+P-25A-0084