Ga als volgt te werk voor het meten van de stroomsterkte bij
wisselstroom (AC):
1. Draai de draaischakelaar (6), afhankelijk van het gewenste
meetbereik naar:
- Stand (23) voor stroomsterkte 400 A,
- Stand (16) voor stroomsterkte 200 A of
- Stand (17) voor stroomsterkte 20 A.
Is het meetbereik onbekend, selecteer dan de hoogste
stroomsterkte (stand (23) stroomsterkte 400 A) en schakel
daarna indien nodig om naar een lager meetbereik.
2. Druk op de hendel (10) voor het openen van de klem (1) en
de te meten geleider gecentreerd in de klem invoeren.
3. Bij het centreren van de geleider letten op de
klembekuitlijningsmarkeringen op de klem (1).
ð De meetwaarde wordt op de meetwaardeweergave (13)
weergegeven.
Overige functies
Meetwaarde op het display bevriezen
Met de hold-functie kunt u het actuele meetresultaat in de
meetwaardeweergave (13) bevriezen. Ga hierbij als volgt te
werk:
1. Een meting uitvoeren.
2. Druk op de toets HOLD (5).
ð Er klinkt een akoestisch signaal.
ð Het actuele meetresultaat wordt bevroren op de
meetwaardeweergave (13).
ð Op het display verschijnt het symbool voor de hold-
functie (12).
3. Druk opnieuw op de toets HOLD (5), voor het deactiveren
van de hold-functie.
Uitschakelen
Ga als volgt te werk, voor het uitschakelen van het apparaat:
1. De draaischakelaar (6) naar de schakelaarstand OFF (18)
draaien.
ð Het apparaat wordt uitgeschakeld.
NL
Onderhoud en reparatie
Batterij vervangen
Het vervangen van de batterij is nodig, als de
batterijstatusindicatie knippert of als het apparaat niet meer kan
worden ingeschakeld (zie hoofdstuk batterijen vervangen).
Info
Bij een zwakke batterij kunnen de weergegeven
waarden onnauwkeurig of fout zijn! Gebruik het
meetapparaat in dat geval niet meer en vervang de
batterijen onmiddellijk.
Reiniging
Reinig het apparaat met een vochtige, zachte en pluisvrije doek.
Zorg dat geen vochtigheid in de behuizing komt. Gebruik geen
sprays, oplosmiddelen, alcoholhoudende reinigingsmiddelen of
schuurmiddelen, maar uitsluitend water voor het bevochtigen
van de doek.
Reparatie
Wijzig het apparaat niet en bouw geen reserveonderdelen in.
Neem voor reparaties en controles van het apparaat contact op
met de fabrikant.
Defecten en storingen
Het apparaat is tijdens de productie meerdere keren op een
goede werking getest. Mochten er desondanks storingen
ontstaan, controleer het apparaat dan op basis van de volgende
lijst.
Weergave-elementen op het display zijn nog maar zwak
zichtbaar of flikkeren:
• Batterijspanning is te laag. Vervang de batterijen direct.
Het apparaat toont ongeloofwaardige meetwaarden:
• Batterijspanning is te laag. Vervang de batterijen direct.
stroomtang BE 38
9