Zet de riem onder spanning volgens de aanbevolen methode van de fabrikant tot de vereiste
meetwaarde is bereikt. Gebruik hiervoor de methodes met weergave (op display) of LED/geluid.
Vergrendel vervolgens de spanningsregeling.
Om ervoor te zorgen dat de spanning die op de riem wordt toegepast, juist wordt verdeeld, de
meetkop verwijderen. Draai vervolgens aan de krukas tot de motor in de positie is die geschikt is
voor controle van klepafstelling/riemvervanging. Dit is doorgaans het BDP (bovenste dode punt) van
de compressieslag van cilinder nummer één (1). Breng de 5846 weer aan en test opnieuw.
Opmerking: Als op enig moment tijdens het vastdraaien van de klem de gekleurde LED gaat branden,
de pieper continu klinkt en het bericht INF1 op het display verschijnt, stop dan onmiddellijk met
het vastdraaien van de klem of de meetkop zal beschadigd raken. Als dit gebeurt, zult u een
nieuwe meetkop moeten nemen en met de tester kalibreren voordat u hem opnieuw gebruikt. Of het
instrument retourneren aan de fabrikant voor vervanging van de kop.
Voorzorgsmaatregelen
•
Voor nauwkeurige resultaten is het essentieel dat de bedieningsprocedure zorgvuldig wordt
gevolgd.
•
De riemspanning tussen de meetpunten zal variëren naarmate de motor gedraaid is als gevolg
van verschillende interne belastingen op de krukas, nokkenas, etc. Daarom wordt aangeraden
om minimaal twee metingen uit te voeren waarbij de krukas in twee verschillende posities is
gedraaid.
•
Vergeet niet om de meetkop te verwijderen alvorens de krukas te draaien. Het instrument elke
tien minuten op nul zetten als het gedurende langere tijd wordt gebruikt.
•
Vergeet niet dat het op nul zetten moet worden uitgevoerd terwijl de meetkop van de riem is
verwijderd en de klem volledig losgeschroefd is.
•
Het instrument mag alleen met de meetkop worden gebruikt waarvoor het werd gekalibreerd.
De meetkop kan niet worden uitgewisseld, verwisseld of vervangen tenzij de machine volledig
opnieuw is gekalibreerd.
•
Als het instrument met een andere meetkop wordt gebruikt, moet deze voor gebruik opnieuw
worden gekalibreerd.
•
Om mogelijk onherstelbare schade te vermijden, de meetkop nooit op een riem klemmen tenzij
de kop is aangesloten en het instrument is ingeschakeld. Het instrument waarschuwt voor
overbelasting van de kop maar alleen als de kop is aangesloten en de eenheid ingeschakeld is.
•
De meetkop nooit op een onbuigbaar voorwerp klemmen zoals een metalen of houten balk.
•
Het instrument nooit laten vallen of aan harde schokken blootstellen.
•
Het instrument of de meetkop nooit aan de verbindingskabel laten hangen.
6
Kalibratieprocedure
Er zal een meetwaarde op het display verschijnen. Wacht tot de meetwaarde
gestabiliseerd is, druk vervolgens op de AAN-UIT-toets (POWER) en hou deze ingedrukt
tot CAL op de display verschijnt. Dit is de kalibratiemodus. Wijzig de weergegeven
waarde in het kalibratiegewicht. Het kalibratiegewicht (W) is de som van het gewicht van
de distributieriem (W1) en het vaste gekende gewicht (W2). In ons voorbeeld is dat dus,
W = 35,1kg (100g + 35kg). Gebruik de pijltoetsen OMHOOG en/of OMLAAG om het
kalibratiegewicht in de handset in te voeren.
Druk de AAN-UIT-toets opnieuw enkele seconden in om het gewicht op te slaan en te
stoppen.
Opmerking: Als de kalibratiemodus (CAL) geselecteerd is en er geen gewicht is
bevestigd of het gewicht minder dan 35kg weegt, dan zal Err1 op het display verschijnen.
Automatische uitschakeling
Als er gedurende 10 minuten op geen enkele toets wordt gedrukt, zal het instrument
zichzelf uitschakelen om de batterij te sparen. De eenheid kan ook op elk moment worden
uitgeschakeld door de aan-uittoets in te drukken tot 'OFF' (UIT) op het scherm verschijnt.
Melding batterij laag
1. Wanneer de batterijspanning lager is dan ca. 5 V, zal het batterijsymbool op het display
verschijnen.
2. Schuif het batterijdeksel van het instrument weg en verwijder de batterijen.
3. Plaats 4 x 1,5 V AAA-batterijen op de juiste wijze in het batterijvak.
4. Als het instrument gedurende langere tijd niet zal gebruikt worden, de batterijen
verwijderen.
Een van de kenmerken van de Laser 5846
is dat hij gemakkelijk door de gebruiker kan
worden gekalibreerd.
Een testrieminstallatie voor
kalibratiedoeleinden wordt opgesteld met
een vast en gekend gewicht (2) Een oude
distributieriem (1) wordt eerst gewogen
en dan volgens het schema opgesteld.
Zorg ervoor dat de distributieriem stevig
is verbonden met de ophangbalk en het
gewicht. Het gewicht moet 35-75kg
wegen.
Schakel de 5846 handset in. Klem de
meetkop in positie ongeveer halverwege
de lengte van de riem. Draai de klemknop
rechtsom tot de vlakke kant van de riem
contact maakt met het aambeeld en u
weerstand voelt. Dit mag alleen met de hand
worden vastgedraaid.
Niet te hard vastdraaien.
7