Download Print deze pagina

Laser 5846 Instructies pagina 3

Riemspanningsmeter

Advertenties

Bediening en aanduidingen
Zie schema: de handset beschikt over een LCD-display, een LED-aanduiding met
kleurcodering (E), een pieper en een toetsenblok met 3 toetsen. Het display wordt gebruikt
voor het instellen van het instrument en de weergave van de gemeten spanning. Om
te vermijden dat de gebruiker naar het display moet kijken tijdens het afstellen van de
riem, laat de handset een akoestische pieptoon horen. De LED met kleurcodering geeft
bovendien een visuele aanduiding of de spanning binnen of buiten de door de gebruiker
ingestelde limieten ligt.
Alle 3 de toetsen op het toetsenblok beschikken over dubbele functies:
De AAN-UIT-toets (C) wordt gebruikt om het instrument aan of uit te zetten tijdens bedrijf,
deze multifunctionele toets bedient de functies INSTELLEN (SET) en BEVESTIGEN
(ENTER).
De NUL-toets (B) schakelt het instrument van meetmodus over naar nulmodus. Het werkt
ook als OMLAAG-toets om een waarde te verminderen in de instellingsmodus.
De EENHEID-toets (D) schakelt tussen verschillende meeteenheden (bijv. newton/
pond/kilogram). Het werkt ook als OMHOOG-toets om een waarde te verhogen in de
instellingsmodus.
In de meetmodus geven de LED met kleurcodering en de pieper aan of de gemeten
spanning onder, boven of binnen de vooraf ingestelde limieten is (gebruikers kunnen de
alarmlimieten AL1 of AL2 wijzigen indien nodig). Zo kunnen nauwkeurige metingen voor
hoge of lage waarden voor een specifieke riemspanningspecificatie worden gegeven - Zie
volgend hoofdstuk: Instellen van de onder- of bovengrens (limieten).
Als de gemeten spanning laag is, zal de LED-kleur LAAG (oranje) aangeven en zal de
pieper een enkele pieptoon laten horen na elke meting.
Als de spanning OK is, zal de LED-kleur OK (groen) aangeven en zal de pieper geen
geluid maken.
Als de gemeten spanning hoog is, zal de LED-kleur HOOG (rood) aangeven en zal de
pieper drie (3) pieptonen laten horen na elke meting.
Instellen en opspannen van een nieuwe riem
Alvorens het instrument voor de eerste keer in gebruik te nemen, het batterijdeksel
verwijderen en 4 AAA-alkalinebatterijen (1,5 V) plaatsen. Zorg ervoor dat de batterijen
correct geplaatst worden zoals aangeduid in het batterijcompartiment.
Steek de DIN-stekker van de meetkop in de DIN-aansluiting van de handset. Opmerking:
de pijl op de DIN-stekker moet in het verlengde liggen van de gemarkeerde lijn op de DIN-
aansluiting van de handset. De DIN-stekker niet forceren.
Het instrument inschakelen door op de AAN-UIT-toets (C) te drukken, de tester
zal inschakelen in de teststand waarin hij het laatst werd gebruikt. De onder- en
bovengrenzen (limieten) en het meetbereik blijven zoals voordien ingesteld.
4
De onder- of bovengrens (limieten) instellen:
Als na het raadplegen van de riemspanningspecificaties van de fabrikant blijkt dat de
boven- en ondergrenzen moeten worden gewijzigd, de AAN-UIT-toets (C) indrukken en
ingedrukt houden tot AL1 of AL2 op het display verschijnt. Dit kan enkele seconden
duren.
AL1 geeft de ondergrens en AL2 geeft de bovengrens aan. De tester is nu in de
instellingsmodus. De waarde kan aangepast worden tot de vereiste instelling door op de
OMHOOG- of de OMLAAG-toetsen (verhogen resp. verlagen) te drukken.
Druk de AAN-UIT-toets opnieuw in om op te slaan en de modus te verlaten. Als de
foutmelding Err4 gedurende 1 seconde op het display verschijnt, betekent dit dat AL1
een hogere waarde is dan AL2 en dat u opnieuw moet instellen.
Als de fabrikant bijvoorbeeld 385 newton aanbeveelt, is een typische instelling van de
ondergrens 370 newton en een typische bovengrens 400 newton.
Opmerkingen:
• Om het instellen sneller te laten verlopen, zal de teller bij ingedrukte toets na ca. 4
seconden sneller gaan.
• De eerste keer dat het instrument wordt gebruikt, zijn de standaardgrenswaarden
respectievelijk 250 en 200 newton voor boven- en ondergrens.
• De maximumwaarde voor de bovengrens is de maximale waarde die de eenheid zal
weergeven in de huidige geselecteerde eenheden (zie Specificaties).
• De maximumwaarde voor de ondergrens is de bovengrens. De ondergrens kan niet
hoger worden ingesteld dan de bovengrens.
• Als de meeteenheid wordt gewijzigd, wordt de vorige ingestelde grenswaarde gewist
en vervangen door de maximumwaarde voor de geselecteerde eenheid.
Controleer of het display van de handset op nul staat, indien niet, op de NUL-toets
drukken. Elke tien minuten moet het instrument op nul worden gezet. Tijdens de
correctie naar nulpunt, mag de meetkop niet op de riem geklemd zijn noch belast worden.
Zorg ervoor dat de klemknop volledig losgeschroefd is.
Opspannen van een nieuwe riem
Schuif de klemhaak (L) van de meetkop (F) over de riem ter hoogte van de meetpositie die
door de fabrikant is aangeduid, zodat de rand van de riem aan de twee centreernokken
(J) raakt. Als er geen positie is aangeduid, de meetkop in het midden van het langste, vrije
gedeelte van de riem plaatsen. Zie schema: controleer of de klemhaak in de lage 'goot'
rust tussen de tanden van de geribde riem en niet bovenop een van de tanden.
Draai de klemknop (G) rechtsom tot de vlakke kant van de riem contact maakt met het
aambeeld en u weerstand voelt. Dit mag alleen met de hand worden vastgedraaid. Niet te
hard vastdraaien.
5

Advertenties

loading