1. Veiligheidsvoorschriften
1. Hou de beveiligingen op de juiste plaats en klaar voor gebruik.
2. Verwijder alle sleutels. Zorg ervoor dat er geen sleutels op de machine liggen alvorens
haar in werking te stellen.
3. Zorg voor een ordelijke werkplaats. Onverzorgde werkplaatsen kunnen ongelukken
veroorzaken.
4. Gebruik de machine niet in een gevaarlijke omgeving. Vermijd vochtige of natte
standplaatsen. Stel de machine in geen geval bloot aan de regen. Voldoende verlichting
is onontbeerlijk.
5. Hou kinderen op een afstand. Alle bezoekers moeten op veilige afstand blijven.
6. Beveilig de werkplaats tegen kinderen. Plaats sloten, plaats een algemene
stroomonderbreker.
7. Eis niet te veel van de machine. Doe geen bewerkingen waarvoor de machine niet is
ontworpen.
8. Gebruik het geschikte werktuig. Een machine zal meer voldoening geven wanneer ze
gebruikt wordt voor het eigenlijke doel.
9. Draag aangepaste kledij, geen losse kledij, handschoenen, kettingen of armbanden of
andere sieraden die door de machine kunnen worden gegrepen.
10.Draag steeds een veiligheidsbril. Een gewone bril is daarvoor niet geschikt.
11.Bevestig het werkstuk stevig. Maak gebruik van een bankschroef . Het is veiliger en
beide handen zijn beschikbaar.
12.Zorg ervoor dat de machine stabiel staat.
13.Onderhoud het gereedschap met zorg. Scherp en zuiver gereedschap levert beter
werk af.
14.Trek de stekker uit het net alvorens de machine te onderhouden of af te stellen.
15.Vermijd het per ongeluk opstarten van de machine. Controleer of de schakelaar op
OFF staat alvorens de stekker in het net te steken.
16.Gebruik de aanbevolen accessoires. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing. Niet aangepast
toebehoren verhoogt het risico.
17.Sta nooit op de machine. Omkippen van de machine of onvoorzien contact met
snijgereedschap kan ernstige letsels veroorzaken.
18.Controleer op beschadigde onderdelen. Beschadigde onderdelen, zoals
beschermingen, kabels e.a. moeten onverwijld vervangen worden.
19.De machine mag nooit onbewaakt achtergelaten worden terwijl ze in werking is.
Schakel de stroom uit.
Speciale veiligheidsregels voor kolomboormachines
1. Let op: deze kolomboormachine is enkel ontworpen voor gebruik met boren. Het
gebruik van ander toebehoren is gevaarlijk.
2. Gebruik de juiste boorsnelheden. Hierbij let vooral op: het te boren materiaal, de
grootte van het gat, het type boor en de gewenste kwaliteit van boren. Hoe kleiner
de boor, hoe groter de vereiste snelheid. De snelheid moet hoger zijn bij het boren in
zacht materiaal.
3. Bij het boren in metaal gebruikt men klemmen. Houd het werkstuk niet met de hand
vast. De kracht van de boor kan steeds het werkstuk oncontroleerbaar maken, vooral
wanneer het werkstuk helemaal doorboord wordt.
4. Het werkstuk moet stevig vastgeklemd zijn tijdens het boren. Elke verdraaiing of
verplaatsing komt neer op verlies van kwaliteit en/of breuk van de boor.
5. Ook moet de boor zelf goed in de boorkop bevestigd worden, zodat ze niet loskomt.
6. Verwijder de sleutel van de boorkop na bevestiging.
7. De boor moet verwijderd worden bij elk onderhoud van de machine.
8. Bevestig de machine op haar standplaats wanneer maar de geringste tendens bestaat
dat de machine vibreert, trilt of zich op haar standplaats beweegt.
9. De bevestigingschroeven van de boor-motorunit moeten goed aangehaald zijn
alvorens de machine in gebruik te nemen.
10. Zorg ervoor dat bij de aansluiting een algemene stroomonderbreker voorzien is.
11. Bevestig de basis van de boormachine aan de vloer of de werkbank alvorens haar in
gebruik te nemen.
12. Gebruik enkel de meegeleverde boorkopsleutel. De sleutel is van een veer voorzien
om te verkomen dat hij op de boorkop vast blijft zitten nadat de machine aangezet is.
www.contimac.be
3