Persoonlijke beschermingsuitrusting
• De kleding moet doelmatig zijn, d.w.z. nauw aansluitend,
maar mag niet hinderen. Geen sieraden of kleding dragen
waarmee u in struikgewas verstrikt kunt raken.
Om bij het maaien verwondingen aan hoofd, ogen,
handen of voeten en schade aan het gehoor te
vermijden, moet de hierna omschreven bescher-
mende uitrusting gedragen worden.
• Het dragen van een veiligheidshelm (1) wordt aangeraden;
bij het werken in bosgebieden is dit beslist noodzakelijk. De
veiligheidshelm moet regelmatig op beschadigingen ge-
controleerd worden en moet na maximaal 5 jaar vervangen
worden. Alleen goedgekeurde helmen gebruiken! Bij lang
haar een haarnet dragen!
• De gezichtsbeschermer (2) van de helm houdt opstuivend
snijdsel of wegvliegende voorwerpen tegen. Om verwonding
van de ogen te vermijden, moet bovendien een veiligheidsbril
als gezichtsbeschermer worden gedragen.
• Om gehoorschade te voorkomen moet geschikte persoon-
lijke gehoorbescherming gedragen worden (Oorbeschermers
(3), oorproppen, oorwatten etc.). Octaafbandanalyse op
aanvraag.
• De bosbouw-veiligheidsjas (4) heeft signaalrode schou-
derpassen. De armen en de hals te allen tijde door kleding
beschermen.
• De veiligheidsbroek (5) bestaat uit lagen nylonweefsel
en beschermt tegen snijwonden. Het gebruik ervan wordt
dringend aanbevolen. In ieder geval een lange broek dragen
van een stevige stof.
• Werkhandschoenen (6) van een zware kwaliteit leer behoren
tot de voorgeschreven uitrusting en moeten bij het werken
met de motorzeis altijd gedragen worden.
• Bij het werken met de motorzeis moeten veiligheidsschoenen
of veiligheidslaarzen (7) met profielzool, stalen neus en
beenbeschermers gedragen worden. Veiligheidsschoeisel
met een beschermende inleg biedt bescherming tegen
snijverwondingen en zorgen ervoor dat men stabiel staat.
De omgang met brandstoffen/tanken
Bij het aftanken van de motorzeis de motor uit-
schakelen en laten afkoelen.
Roken en open vuur niet toegestaan!
Brandstoffen kunnen oplosmiddelachtige sub-
stanties bevatten. Huid- en oogcontact met
mineraalolieproducten vermijden. Draag bij
het aftanken handschoenen. Vervang en reinig
beschermende kleding regelmatig. Adem de
brandstofdampen niet in. Het inademen van
motorbrandstofdampen kan lichamelijk letsel
veroorzaken.
• Motorzeis vóór het bijtanken in een stabiele ligging brengen.
• Mors geen brandstof of kettingolie. Als er toch brandstof of olie
gemorst is moet de motorzeis direct schoongemaakt worden.
Zorg dat er geen brandstof op uw kleding terechtkomt. Als
dat toch gebeurt kleedt u dan direct om.
• Let erop dat er geen brandstof of kettingolie in de grond
wegloopt (bescherming van het milieu). Leg iets op de grond
ter bescherming.
• Tank niet in afgesloten ruimten. Brandstofdampen verzamelen
zich op de bodem (explosiegevaar)!
• Sluit de tankdop van brandstoftank goed en controleer re-
gelmatig op lekkage.
4
1
2
4
5
6
3
7